ECLI:NL:GHARL:2017:10218

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
200.197.297/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensgeschil over eigendom en bezitsverschaffing tussen twee jachthavens in Zwolle

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een grensgeschil tussen Stichting Het Zwolse Watersportcentrum (ZWC) en V.O.F. Jachtwerf Dijkzicht. Het hof oordeelt over de eigendom van een strook grond die door beide partijen wordt geclaimd. ZWC, de appellante, stelt dat de kadastrale grens ook de juridische eigendomsgrens is en vordert ontruiming van de strook door Jachtwerf Dijkzicht. De rechtbank had eerder de vordering van Jachtwerf Dijkzicht toegewezen, die claimde eigenaar te zijn geworden door verjaring. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de eigendomshistorie van de percelen en de feitelijke bezitsuitoefening door beide partijen. Het hof concludeert dat Jachtwerf Dijkzicht niet aan de stelplicht heeft voldaan om aan te tonen dat zij door verjaring eigenaar is geworden van de strook. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart dat de strook grond eigendom van ZWC blijft. Jachtwerf Dijkzicht wordt veroordeeld tot ontruiming van de strook en het betalen van een dwangsom voor elke dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet. De proceskosten worden ook aan Jachtwerf Dijkzicht opgelegd, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.197.297/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/180453 / HA ZA 15-667)
arrest van 21 november 2017
in de zaak van
Stichting Het Zwolse Watersportcentrum,
gevestigd te Zwolle,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
ZWC,
advocaat: mr. H.J. Schaatsbergen, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen

1.V.O.F. Jachtwerf Dijkzicht,

gevestigd te [C] ,
hierna:
Jachtwerf Dijkzicht,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde2],

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde3],

4. [geïntimeerde4] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde4],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
Jachtwerf Dijkzicht c.s.,
advocaat: mr. F.M.C. Boesberg, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 15 augustus 2017 hier over.
1.2
Ingevolge het genoemde tussenarrest heeft op 15 september 2017 op locatie een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Daarna heeft het hof arrest bepaald op de beschikbare stukken.

2.De vaststaande feiten

2.1
In dit hoger beroep staat tussen partijen het volgende vast.
2.2
ZWC is eigenaresse en exploitante van een jachthaven aan de [a-straat] te [C] , kadastraal bekend gemeente Zwolle, sectie [Y] nummer [0000] . ZWC exploiteert deze jachthaven voornamelijk door verhuur van al dan niet overdekte ligplaatsen voor boten aan leden van de Zeil Vereniging [C] - hierna
terrein Ate noemen conform onderstaande afbeelding.
2.3
[geïntimeerde2] , [geïntimeerde4] en [geïntimeerde3] zijn de vennoten van Jachtwerf Dijkzicht en exploiteren een jachthaven aan de [a-straat] te [C] , kadastraal bekend gemeente Zwolle,
sectie [Y] nummer [0001] - hierna
terrein Bte noemen, conform onderstaande afbeelding.
2.4
De percelen van ZWC en Jachtwerf Dijkzicht c.s. grenzen aan elkaar. ZWC heeft een haveningang op haar perceel. Beide percelen grenzen aan het Zwarte Water.
2.5
Door een rechtsvoorganger van Jachtwerf Dijkzicht c.s. is een
bakstenen gebouwgeplaatst op perceel B.
2.6
In 2005 heeft de directe rechtsvoorganger van Jachtwerf Dijkzicht c.s., de heer [D] , van de Holtenbroekerdijk afgezien de achterste helft van de bestaande houten beschoeiing aan het water vervangen door een stalen damwand. Op de afbeelding:
de rode lijn. Deze damwand bevindt zich op terrein dat in eigendom toebehoorde aan Rijkswaterstaat (rechts, onder de paarse lijn; een voormalig talud).
2.7
In een verslag van de vergadering van het bestuur van ZWC van 12 december 2005
is het volgende vermeld.
5. Kadastraal bericht en rekening van het Kadaster d.d. 18 november 2005
Te agenderen voor volgende vergadering, ook in verband met perceelscheiding met Fa. Dijkzicht.
2.8
Op briefpapier van ZWC is daarna het volgende vermeld.
Gesprek: Stichting '"Het Zwolse Watersportcentrum" - Jachtwerf Dijkzicht
Aanwezig: [D] (Dijkzicht) [E] , [F] (Stichting)
Datum: 17 maart 2006
De beschoeiing op de erfafscheiding tussen de terreinen van Dijkzicht en het Zwolse Watersportcentrum is van slechte kwaliteit en verzakt. De Stichting heeft plannen om haar terrein op te knappen. De beschoeiing tussen Dijkzicht en de Stichting is daarvan een onderdeel.
Dijkzicht heeft al over een aantal meters aan de kant van het Zwarte Water een stalen damwand laten slaan(hof:
de rode lijn)
. De voorkeur van beiden gaat er naar uit de damwand door te trekken in de richting van de [a-straat] , ongeveer op de plaats waar nu de beschoeiing staat.
Afgesproken is:
Stichting
1. De Stichting laat over het nog resterende deel een damwand slaan. De Stichting neemt daarvoor een aannemer in dienst.
2. De lengte van de damwand is minimaal zes meter zijn (de helft van de bestaande lengte van 12 meter).
3. De damwand komt ongeveer op de plaats waar de beschoeiing nu staat. De hoogte van de damwand komt overeen met de bestaande damwandconstructie en het terrein van Dijkzicht.
Dijkzicht:
4. Dijkzicht draagt bij "in natura" en zorgt voor de afwerking (deksloof) en verankering van de damwand.
5. Indien nodig zorgt Dijkzicht voor het verwijderen van de bestaande beschoeiing.
6. De damwand zal in het winterseizoen 2006-2007 worden geslagen, aansluitend op overige activiteiten van Tébézo in de haven van de ZWC.
7. Er bestaat markt voor gebruikte damwanden. Dijkzicht kent enkele namen en zal die doorgeven.
8 juni 2006-06-07 8 juni 2006
(volgt handtekening) (volgt handtekening)
[D] [F] .
2.9
De hiervoor bedoelde damwand is op kosten van ZWC aangelegd. Op de afbeelding is deze damwand aangegeven als een
gele lijn. Dijkzicht (de heer [D] ) heeft de onder 4. en 5. genoemde activiteiten voor eigen rekening uitgevoerd.
2.1
[D] heeft terrein B hierna aan Jachtwerf Dijkzicht verkocht. Nadien, medio 2014, is tussen die partij (een van haar vennoten) en ZWC een conflict ontstaan.
2.11
Op 6 februari 2015 is in opdracht van Jachtwerf Dijkzicht door het Kadaster een grensreconstructie uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat de stalen damwand die door ZWC is geplaatst (de gele lijn) niet op de kadastrale erfgrens is geplaatst, maar op perceel A. De kadastrale grens loopt door een hoek van het op het perceel van Jachtwerf Dijkzicht c.s. geplaatste stenen gebouw. Op de afbeelding: de groene lijn.

3.Het geschil en de beslissing van de rechtbank

3.1
ZWC heeft een verklaring voor recht gevorderd die ertoe strekt dat de kadastrale grens ook de juridische eigendomsgrens is en dat derhalve de strook grond ten noorden daarvan haar onbezwaarde eigendom is - een en ander onder veroordeling tot ontruiming. De discussie gaat daarmee om het terrein dat op de afbeelding (schetsmatig) is omgeven door de gele en de groene lijn. Het hof zal dat perceelgedeelte hierna aanduiden als
'de strook'.
3.2
In reconventie heeft Jachtwerf Dijkzicht gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat zij zelf door bevrijdende verjaring eigenaar van de strook is geworden - onder veroordeling van ZWC tot medewerking aan inschrijving van die eigendom in de openbare registers.
3.3
De rechtbank heeft de vordering van Jachtwerf Dijkzicht toegewezen en heeft die van ZWC afgewezen.

4.Het geschil in hoger beroep

4.1
Het hoger beroep strekt kort gezegd tot handhaving van de vordering van ZWC en de onderbouwing daarvan, alsmede tot betwisting van de vordering van Jachtwerf Dijkzicht. De grieven kunnen worden samengevat met de stelling dat van alle argumenten die de rechtbank heeft gehanteerd om tot verjaring op grond van bezit te concluderen, alleen de gestelde overbouw van het stenen gebouw met een wilsuiting (bezitsactie) van doen heeft, en dat het daarbij maar om een miniem hoekje van het gebouw gaat (grieven onder 20 en 11). De grieven lenen zich daarmee voor gezamenlijke behandeling. Het hof oordeelt als volgt.
4.2
De percelen en de te onderscheiden begrenzingen laten zich schetsmatig als volgt weergeven. Het hof maakt daarbij gebruik van een bij dagvaarding in geding gebrachte luchtfoto, onder toevoeging van enkele lijnen en verklarende tekst.
4.3
In essentie draait de discussie tussen partijen om de vraag of Jachtwerf Dijkzicht op grond van artikel 3:105 BW in samenhang met artikel 3:306 BW eigenaar van de strook is geworden. Het hof stelt bij de beantwoording van die vraag het volgende voorop.
4.4
Vast staat dat de kadastrale begrenzing de basis heeft gevormd voor de koop en levering van deze percelen en dat de strook door ZWC is gekocht en aan haar is geleverd. Daaraan doet niet af dat terrein B optisch een door water omgeven en van terrein A afgescheiden werf vormt, en dat dit terrein in overwegende mate de onbetwiste eigendom is van Jachtwerf Dijkzicht. Dat enkele feit sluit immers niet uit dat een strook van deze grond aan de zijde van de haveningang van ZWC aan ZWC in eigendom toebehoort - ook niet als de kade die zich daar bevindt al decennia lang niet van vorm veranderd is, zoals Jachtwerf Dijkzicht aanvoert. Om de conclusie te kunnen trekken dat de strook op enig moment eigendom is geworden van Jachthaven Dijkzicht, moet aan de hand van door die partij te stellen en zo nodig te bewijzen uiterlijke omstandigheden kunnen worden geconcludeerd dat de (voormalige) eigenaar van perceel B gedurende een onafgebroken periode van 20 jaar ook als eigenaar van (specifiek) die strook heeft willen optreden. Het gaat daarbij om het uitoefenen van de feitelijke macht over de strook door die eigenaar, met de pretentie ook van de strook rechthebbende te zijn. Het enkele uitoefenen van de feitelijke macht (het gebruik ten behoeve van de bedrijfsvoering) is dus niet voldoende. In de onderbouwing van de stellingen van Jachtwerf Dijkzicht daaromtrent, schiet deze partij tekort. Het hof heeft wel kunnen vaststellen dat een hoek van het bakstenen gebouw over de kadastrale erfgrens is gebouwd, maar aan beide zijden van die hoek gaat het slechts om een grensoverschrijding van 30 centimeter. Een dergelijke marginale overschrijding rechtvaardigt geenszins het standpunt dat de voormalige eigenaar/eigenaren sinds de bouw van dit pand (1960) heeft/hebben gemeend van de gehele strook eigenaar te zijn.
4.5
Tegen de stellingen van Jachthaven Dijkzicht pleit juist dat de damwand (de gele lijn) in 2006 en 2007 niet op kosten van Jachthaven Dijkzicht is vernieuwd, maar op kosten van ZWC. Dat duidt op een daad van bezitsuitoefening door die partij van het perceelgedeelte waar die damwand onderdeel van uitmaakt (de strook), niet van Jachthaven Dijkzicht. Laatstgenoemde heeft ter zake van de verwijdering van oude beschoeiing ter plaatse en de afwerking van de damwand weliswaar ook kosten gemaakt, maar dat kan er niet aan afdoen dat het ZWC is geweest die zich als bezitter heeft gedragen van het de kade voor zover die onderdeel van de strook uitmaakt, door daar een stalen damwand aan te leggen. Ook het feit dat Jachthaven Dijkzicht in een eerdere fase op eigen kosten een ander deel van de kade op gelijke wijze heeft vernieuwd, wijst er niet op dat hij bezit heeft genomen van de strook. In tegendeel: hij heeft zich bij die werkzaamheden juist beperkt tot het gedeelte van de kade dat buiten de kadastrale grens valt waar dit geschil over gaat (buiten de strook). De gehele gang van zaken rond de vernieuwing van de damwand ondersteunt dus eerder de stellingen van ZWC dan die van Jachtwerf Dijkzicht.
4.6
Bovendien is ter comparitie gebleken dat de strook tot 2006/2007 over de grond van ZWC bereikbaar was: achter de loods op terrein A liep een pad naar een hek dat direct op deze strook uitkwam. In verband met diefstal is in 2006/2007 in overleg met de toenmalige eigenaar van perceel B besloten deze doorgang af te sluiten. Van enige specifiek op de strook gerichte bezitshandeling vanaf (tenminste) 1994 door Jachtwerf Dijkzicht of haar rechtsvoorganger(s) ter zake van die doorgang is het hof niet gebleken.
4.7
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die wel zouden kunnen wijzen op enige bezitsactie van de eigenaar van perceel B over een aaneengesloten periode van tenminste 20 jaar. Opnieuw: het tegendeel is het geval, omdat van de zijde van Jachtwerf Dijkzicht niet gemotiveerd is bestreden dat de strook pas voor het eerst vanaf 2011 (door haarzelf, als winterstalling) in gebruik is genomen.
4.8
Het voorgaande betekent dat vast staat dat de eigendom van de strook bij ZWC is verbleven, en dat Jachtwerf Dijkzicht er niet door verjaring eigenaar van is geworden. Voor bewijsvoering is geen plaats, nu de stellingen van Jachtwerf Dijkzicht daarvoor de ruimte niet bieden.
4.9
Omdat de vordering van ZWC voor het overige niet is bestreden, zal deze worden toegewezen, met beperking en maximering van de gevorderde dwangsom. Het hof begrijpt de vordering aldus, dat deze niet ziet op de zeer geringe overbouw van het stenen gebouw. Tot verwijdering daarvan verschaft dit arrest dan ook geen titel.
4.1
De vorderingen van Jachtwerf Dijkzicht worden afgewezen. Het bestreden vonnis zal daartoe worden vernietigd. Jachtwerf Dijkzicht zal als de in het ongelijk gestelde partij in beide instanties in de proceskosten worden verwezen (tariefgroep II).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 1 juni 2016 onder zaak/rolnummer C/08/180453/ HA ZA 15-66 en doet opnieuw recht;
verklaart voor recht dat de kadastrale grens tussen de percelen gemeente Zwolle, sectie [Y] , nummers [0000] en [0001] ook de juridische eigendomsgrens is en dat derhalve de strook grond ten noorden daarvan de eigendom van ZWC is;
veroordeelt Jachtwerf Dijkzicht c.s. die strook grond te ontruimen en met al de haren en al het hare te verlaten binnen vier weken na betekening van dit arrest;
veroordeelt Jachtwerf Dijkzicht een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat zij niet aan deze hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
veroordeelt Jachtwerf Dijkzicht c.s. tot betaling van € 175.- aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Jachtwerf Dijkzicht in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van ZWC wat betreft de eerste aanleg vastgesteld in conventie op € 2.028,89 voor verschotten en op € 904,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en in reconventie op € 452,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief; tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 836,18 voor verschotten en op
€ 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. W. Breemhaar en mr. B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 november 2017.