ECLI:NL:GHARL:2017:1009

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
21-007273-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslag in lopende strafzaak en rechtsgevolgen onmogelijkheid contra-expertise

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een luitenant-kolonel, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld voor het voorhanden hebben van verschillende wapens en munitie van categorie III. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had op 7 oktober 2014 in 's-Gravenhage een aantal wapens en munitie voorhanden gehad, waaronder een Mauser geweer, een Schmidt Rubin geweer, en diverse patronen. Het hof oordeelde dat de verdediging niet had verzocht om een contra-expertise van de in beslag genomen wapens, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim door de vernietiging van de wapens, maar oordeelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 80 uren. Het hof heeft ook bepaald dat de in beslag genomen wapens en munitie aan het verkeer zullen worden onttrokken, met uitzondering van de steelhandgranaten die aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007273-15
Uitspraak d.d.: 9 februari 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de militaire kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 7 december 2015 met parketnummer 05-760003-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
luitenant-kolonel ,
[onderdeel] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat dit zal worden vernietigd, met uitzondering van de steelhandgranaten. Deze kunnen worden teruggegeven aan verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B. Damen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 07 oktober 2014 te 's-Gravenhage een of meer wapens van categorie III, te weten:
- een (militair model) geweer/karabijn (merk: Mauser, model: K98K, kaliber: 7,92 x 57 mm) (aanvullend dossier, pagina 90) en/of
- een (militair model) geweer/karabijn (merk: Schmidt Rubin, model 1896/11, kaliber: 7,5 x 55 mm) (aanvullend dossier, pagina 87) en/of
- ( bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 21 (scherpe) patronen (kaliber 7,5 x 55 mm, geschikt voor de Schmidt Rubin, model K31) (aanvullend dossier, pagina 88), en/of
- een patroonmagazijn (kaliber 9 mm, vermoedelijk voor pistool merk Bernardelli, model P6) (aanvullend dossier, p 129) en/of
- een patroonmagazijn (kaliber .30M1, karabijn M1 en/of M1A1) (aanvullend dossier,
p 129) voorhanden heeft gehad;
2:
hij op of omstreeks 07 oktober 2014 te 's-Gravenhage voorhanden heeft gehad
- vijftig (50) (scherpe) patronen (kaliber: 9 mm) (dossier, pagina 119) en/of
- 18 ( scherpe) patronen (diverse kalibers) (dossier, pagina 127) en/of
- 19 ( knal)patronen (zogenaamde 'blanks', diverse kalibers) (dossier, pagina 123) en/of
- zes (6) (scherpe) patronen (kaliber .30 M16) (aanvullend dossier, pagina 145) en/of
- twintig (20) (knal)patronen (zogenaamde blanks, kaliber .223/5.56 mm) (aanvullend dossier, pagina 147) en/of
- 71 ( scherpe) patronen (kaliber 7,75) (aanvullend dossier, pagina 149) en/of
- 15 ( scherpe) patronen (kaliber 9 mm) (aanvullend dossier, pagina 151 en 153),
in elk geval munitie in de zin van de Wet wapens en munitie van categorie III;
3:
hij op of omstreeks 07 oktober 2014 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten:
- een gasdruk revolver (merk: Smith & Wesson, type 586) (dossier pagina 104), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een (echt) vuurwapen, te weten een Smith & Wesson Model 586, kaliber .357 Magnum en aldus voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad;
4:
hij op of omstreeks 07 oktober 2014 te 's-Gravenhage (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten:
- vier (4) stuks steelhandgrana(a)t(en) (van Duitse makelij voorzien van een stempel van een Duitse adelaar en voorzien van een ijzeren kop) (dossier, pagina 110), en/of
- zes (6) stuks handgranaten (van Engelse makelij, type "Mills") (dossier, pagina 114) zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) voor ontploffing bestemd(e) voorwerp(en) en aldus voor afdreiging of bedreiging geschikt zijn, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het verweer met betrekking tot de vernietiging van de wapens, patroonmagazijnen en een deel van de aangetroffen munitie
Gebleken is dat de (vuur)wapens, de patroonmagazijnen en een deel van de munitie, bedoeld in de tenlastegelegde feiten 1 en 2, zijn vernietigd.
De verdediging heeft aangevoerd dat, nu de (vuur)wapens, de patroonmagazijnen en een deel van de munitie zijn vernietigd er geen contra-expertise meer mogelijk is. Dit betreft volgens de verdediging een onherstelbaar vormverzuim waarmee ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak is te kort gedaan. De verdediging heeft verzocht op grond daarvan het openbaar ministerie partieel niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte voor wat betreft de feiten 1 en 2 (4e tot en met 7e gedachtestreepje).
Het hof stelt voorop dat de verdediging in geen enkele fase van het geding heeft gevraagd om een contra-expertise van de inbeslaggenomen munitie. Verdachte heeft het voorhanden hebben daarvan steeds erkend en de juistheid van de in de tenlastelegging opgenomen beschrijving op geen enkel moment betwist. Het verweer van de raadsman voor wat betreft de munitie wordt alleen daarom al verworpen.
Ten aanzien van de in beslag genomen vuurwapens en patroonmagazijnen als genoemd in het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging wel om een contra-expertise gevraagd.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat ten aanzien hiervan sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, nu met de vernietiging van deze in beslag genomen wapens en de patroonmagazijnen is voorbijgegaan aan het bepaalde in artikel 117, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof staat vervolgens voor de vraag of aan dat vormverzuim een rechtsgevolg dient te worden verbonden en zo ja, welk rechtsgevolg daarvoor in aanmerking komt.
Niet-ontvankelijkverklaringvan het openbaar ministerie in de vervolging komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Van een dergelijke uitzonderlijk geval is hier geen sprake. Er is niet gebleken dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is gehandeld.
Ook voor
bewijsuitsluitingziet het hof geen aanleiding, waarbij het voorop stelt dat niet is voldaan aan het vereiste dat het bewijs door het verzuim is verkregen. Het hof is van oordeel dat de onmogelijkheid van een tegenonderzoek ook niet in de weg staat aan een eerlijke procesvoering als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Door de verdediging is hierop ook geen beroep gedaan. Uiteraard dient het hof in het navolgende de vraag te beantwoorden of het voorhanden zijnde bewijs in het licht van de gevoerde verweren voldoende is voor een bewezenverklaring.
Voor strafvermindering ziet het hof – voor zover het tot een bewezenverklaring komt - ook geen aanleiding, nu van een daadwerkelijk nadeel van de verdachte niet is gebleken.
Het hof is daarom, alles afwegende, van oordeel dat rekening houdend met de factoren genoemd in art. 359a , tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval kan worden volstaan met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan.

Bewezenverklaring

Feit 1:
Verdachte heeft verklaard dat hij alle in de tenlastegelegde genoemde wapens, patroonmagazijnen en munitie in zijn bezit had. Volgens verdachte waren de Mauser en de Schmidt Rubin op deugdelijke wijze onklaar gemaakt, zodat het geen wapens als genoemd in de tenlastelegging zijn.
Ten aanzien van de Mauser is het hof van oordeel dat, gelet op de door de verdediging gemotiveerd gevoerde verweren, onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om vast te stellen of en in welke mate dit wapen op deugdelijke wijze onklaar is gemaakt en om te bepalen in welke categorie dit wapen valt. Nu dit wapen is vernietigd en een contra-expertise daarom niet mogelijk is, dient de verdachte van het voorhanden hebben van dit wapen - zoals gekwalificeerd in de tenlastelegging - te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de Schmidt Rubin, model 1896/11, is het hof van oordeel dat alleen al nu daadwerkelijk met dit wapen is geschoten, voldoende vaststaat dat het
nietop deugdelijke wijze onklaar was gemaakt. Dit feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Datzelfde geldt voor de onder feit 1 genoemde (bijbehorende) munitie. Verdachte heeft het voorhanden daarvan erkend. Dat het gaat om munitie van de in de tenlastegelegde categorie is niet betwist en er is evenmin verzocht om een contra-expertise.
De verdediging heeft niet gemotiveerd betwist dat de patroonmagazijnen, bedoeld in feit 1 deugdelijk waren. Er is slechts aangestipt dat de door de verdediging ingeschakelde deskundige dit niet heeft kunnen controleren. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 22 oktober 2014 blijkt dat het gaat om onderdelen van wapens die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn. Het betreft daarom onderdelen in de zin van artikel 3, eerste lid gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. Ook dit onderdeel is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
Verdachte heeft bekend dat hij de munitie bedoeld in feit 2 voorhanden had.
De verdediging heeft zich ten aanzien van die munitie voor wat betreft de eerste drie gedachtestreepjes op de tenlastelegging gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de munitie genoemd bij de overige gedachtestreepjes heeft de verdediging, zoals hiervoor reeds is vastgesteld, in geen enkel stadium van het proces om een contra-expertise verzocht. Met betrekking tot de bedoelde munitie, gaat het hof uit van de juistheid van wat daarover in de oorspronkelijke rapportage van alle aangetroffen munitie is vastgesteld. Het voorhanden hebben van alle onder 2 tenlastegelegde munitie is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het hof overweegt nog dat dit ook geldt ten aanzien van alle 18 bij het 2e gedachtestreepje genoemde patronen. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat er daarvan nu juist één bestemd was voor de jacht, zoals is gesuggereerd - maar ook niet meer dan dat - door de verdediging. Het hof merkt daarbij op dat het voor de strafbaarheid wettelijk geen verschil maakt of munitie tot categorie II of tot categorie III moet worden gerekend.
Feit 3:
Verdachte heeft bekend dat hij de gasdrukrevolver Smith & Wesson voorhanden heeft gehad. Dat hij dit wapen ook in bezit had met de intentie om dit ten behoeve van het cavalerie ere-escorte te gebruiken om de paarden schotvast te maken, doet aan het strafwaardige van het feit niet af.
Feit 4:
Het hof zal verdachte vrijspreken ten aanzien van de tenlastegelegde steelhandgranaten, omdat naar het oordeel van het hof het contour van de voorwerpen weliswaar overeenkomt met een Duitse Stielhandgranate 24, maar geen sprake is van een sprekende gelijkenis met een Duitse steelhandgranaat of een ander voor ontploffing bestemd voorwerp.
De bij verdachte aangetroffen Mills handgranaten zijn, zoals blijkt uit de voorhanden rapportages, werpgewichten die zijn gemaakt van originele Mills handgranaten. De oorspronkelijke bestemming is door verschillende aanpassingen aan de granaten ontnomen, maar het betreft nog voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met het originele voor ontploffing bestemde voorwerp. Het tenlastegelegde is voor wat betreft de Mills handgranaten dan ook wettig en overtuigend bewezen. Van enig dienstbelang om deze voorwerpen thuis te hebben is niet gebleken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
of omstreeks07 oktober 2014 te 's-Gravenhage een
of meerwapen
svan categorie III, te weten:
- een (militair model) geweer/karabijn (merk: Mauser, model: K98K, kaliber: 7,92 x 57 mm) (aanvullend dossier, pagina 90) en/of
- een (militair model) geweer
/karabijn(merk: Schmidt Rubin, model 1896/11, kaliber: 7,5 x 55 mm)
(aanvullend dossier, pagina 87)en
/of
- ( bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 21 (scherpe) patronen (kaliber 7,5 x 55 mm, geschikt voor de Schmidt Rubin
, model K31)
(aanvullend dossier, pagina 88),en
/of
- een patroonmagazijn (kaliber 9 mm, vermoedelijk voor pistool merk Bernardelli, model P6)
(aanvullend dossier, p 129)en
/of
- een patroonmagazijn (kaliber .30M1, karabijn M1 en/of M1A1)
(aanvullend dossier, p 129)voorhanden heeft gehad;
2:
hij op
of omstreeks07 oktober 2014 te 's-Gravenhage voorhanden heeft gehad
- vijftig (50) (scherpe) patronen (kaliber: 9 mm)
(dossier, pagina 119)en
/of
- 18 ( scherpe) patronen (diverse kalibers)
(dossier, pagina 127)en
/of
- 19 ( knal)patronen (zogenaamde 'blanks', diverse kalibers)
(dossier, pagina 123)en
/of
- zes (6) (scherpe) patronen (kaliber .30 M16)
(aanvullend dossier, pagina 145)en
/of
- twintig (20) (knal)patronen (zogenaamde blanks, kaliber .223/5.56 mm)
(aanvullend dossier, pagina 147)en
/of
- 71 ( scherpe) patronen (kaliber 7,75)
(aanvullend dossier, pagina 149)en
/of
- 15 ( scherpe) patronen (kaliber 9 mm)
(aanvullend dossier, pagina 151 en 153)
in elk geval munitie in de zin van de Wet wapens en munitie van categorie III;
3:
hij op
of omstreeks07 oktober 2014 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten:
- een gasdruk revolver (merk: Smith & Wesson, type 586)
(dossier pagina 104), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een (echt) vuurwapen, te weten een Smith & Wesson Model 586, kaliber .357 Magnum en aldus voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad;
4:
hij op
of omstreeks07 oktober 2014 te 's-Gravenhage
(een)wapen
(s
)van categorie I onder 7°, te weten:
- vier (4) stuks steelhandgrana(a)t(en) (van Duitse makelij voorzien van een stempel van een Duitse adelaar en voorzien van een ijzeren kop) (dossier, pagina 110), en/of
- zes (6) stuks handgranaten (van Engelse makelij, type "Mills")
(dossier, pagina 114)zijnde
(een)voorwerp
(en
) dat/die voor wat betreft
zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde
(n
)met
(een)voor ontploffing bestemd
(e
)voorwerp
(en
)en aldus voor afdreiging of bedreiging geschikt zijn, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van de Mills handgranaten sprake zou zijn van afwezigheid van alle schuld, waardoor verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Volgens de raadsman wist verdachte niet dat het strafbaar was om ze voorhanden te hebben en hoefde hij dat ook niet te weten. Het hof verwerpt dit verweer. Van verdachte, die als militair geacht wordt over een zekere mate van kennis ten aanzien van wapens en de daarop betrekking hebbende regelgeving te beschikken mag aangenomen worden dat hij wist dat het voorhanden hebben van de Mills handgranaten niet toegestaan is of dat hij zich terzake deugdelijk zou laten voorlichten. Van bijzondere omstandigheden die dit anders maken, is niet gebleken.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Bij het opleggen van de straf heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte een grote hoeveelheid wapens en - deels - bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad en deze niet deugdelijk had opgeborgen. Dat dit gevaarlijk is, is wel gebleken doordat de zoon van verdachte samen met een vriend daadwerkelijk heeft geschoten met een van de wapens van verdachte. Verdachte had, gelet op zijn opleiding en ervaring, beter moeten weten.
Dat de op te leggen straf mogelijk rechtspositionele gevolgen voor verdachte zal hebben, maakt het oordeel van het hof niet anders.

Het beslag

Het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna in het dictum te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het hof zal ook de onttrekking aan het verkeer bevelen van de karabijn, merk Mauser, model K98K. Van dit deel van de tenlastelegging wordt verdachte weliswaar vrijgesproken, maar desniettemin kan worden vastgesteld dat met betrekking tot dit voorwerp een strafbaar feit is begaan. Het moet immers - als het deugdelijk onklaar zou zijn gemaakt - worden aangemerkt als een “voorwerp” dat zodanig op een (vuur)wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Wellicht had verdachte op basis van artikel 4 van de Wet wapens en munitie een ontheffing kunnen krijgen voor het voorhanden hebben van deze karabijn, maar niet blijkt dat hij dat ooit heeft gevraagd, laat staan verkregen.
Van de onder 2 genoemde munitie heeft verdachte afstand gedaan.
De inbeslaggenomen steelhandgranaten zullen aan de verdachte worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een gasdruk revolver Smith & Wesson;
- 6 ( zes) Mills handgranaten;
- een geweer, merk Mauser (FN), kaliber 7,92 x 57 mm
- een karabijn, merk Schmidt Rubin, model 1896/11.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 4 stuks oefen steelhandgranaten.
Aldus gewezen door
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. R.H. Koning, lid, en brigadegeneraal (tit.) mr. drs. M. Nooijen, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 9 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.