ECLI:NL:GHARL:2017:10064

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
21-001627-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering benadeelde partij en geen smartengeld bij inbraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in Marokko in 1968, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 maart 2017. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere bewezenverklaring vastgesteld. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met braak, gepleegd op of omstreeks 11 mei 2016, waarbij hij twee portemonnees heeft weggenomen uit een woning in het arrondissement Midden-Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak en heeft de tenlastelegging als bewezen verklaard.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 585,00 aan immateriële schade werd afgewezen, omdat het hof onvoldoende bewijs vond dat de benadeelde partij recht had op smartengeld in deze zaak. Het hof heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen afgewezen, omdat deze al eerder waren omgezet naar taakstraffen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14h, 14i, 14j, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de griffier, en de uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de verdachte, die niet aanwezig was in de rechtszaal.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001627-17
Uitspraak d.d.: 17 november 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 23 maart 2017 met parketnummer 16-245719-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-116541-15, 16-035656-15, 16-652622-15, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1968,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [detentie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door mr. C.E. Hok-A-Hin, waarnemend raadsvrouw voor mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt en het daarnaast een andere beslissing neemt op de vordering van de benadeelde partij. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen twee, in elk geval een portemonnee(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een ruit van die woning.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2016 te [plaats] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen twee
, in elk geval eenportemonnee
(s
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak
en/of verbrekingvan een ruit van die woning.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op of omstreeks 11 mei 2016 schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Door het plegen van dit feit heeft verdachte laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Ook heeft hij met zijn handelen voor veel schade en overlast gezorgd, zoals het hof ook duidelijk is geworden op basis van de foto's in het dossier die na de woninginbraak in de woning zijn gemaakt.
Verder heeft verdachte, door zich toegang tot de woning van een ander te verschaffen, een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners en bij hen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat zij nog altijd de gevolgen ondervinden van het handelen van verdachte.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 oktober 2017 in het verleden vaker voor vermogensfeiten is veroordeeld tot taakstraffen en (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De vele eerdere veroordelingen hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Het hof is van oordeel dat deze straf passend en geboden is.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof in het door de raadsvrouw aangevoerde geen aanleiding ziet toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en af te zien van oplegging van een straf of maatregel.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 585,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof - ondanks dat de advocaat-generaal toewijzing van deze schade heeft gevorderd en door de raadsvrouw op dit onderdeel geen verweer is gevoerd - onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade zoals bedoeld in de wet heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen. Het hof overweegt daartoe dat uit de artikelen 6:95 juncto 6:106 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat uitsluitend in limitatief in de wet opgesomde gevallen aanspraak bestaat op "smartengeld". In geval van vermogensdelicten bestaat die aanspraak niet, tenminste niet zonder meer. In het bijzonder kan in deze zaak, hoezeer ook invoelbaar is dat de woninginbraak voor de benadeelde partij (mede) een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer vormt en voor gevoelens van angst en onveiligheid heeft gezorgd, niet worden gezegd dat sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b. van het Burgerlijk Wetboek.
Dit houdt in dat een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schadevergoeding ontbreekt, zodat die moet worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-116541-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de op 17 september 2015 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, parketnummer 16-116541-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, namelijk dat deze vordering al bij beslissing van 25 mei 2016 is omgezet naar een taakstraf, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-035656-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de op 20 mei 2015 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, parketnummer 16-035656-15, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, namelijk dat deze vordering al bij beslissing van 30 september 2015 ten uitvoer is gelegd, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-652622-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de op 30 september 2015 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, parketnummer 16-652622-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, namelijk dat deze vordering al bij beslissing van 25 mei 2016 is omgezet naar een taakstraf, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14h, 14i, 14j, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 1 december 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 17 september 2015, parketnummer 16-116541-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 1 december 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 20 mei 2015, parketnummer 16-035656-15, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 1 december 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 30 september 2015, parketnummer 16-652622-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. E. Venekatte, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Helmus, griffier,
en op 17 november 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 november 2017.
Tegenwoordig:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. H. Wijbrandts, advocaat-generaal,
mr. N.E. Versloot, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.