Uitspraak
[verzoeker],
[verweerster],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, [verzoeker], die zijn ontslag op staande voet door zijn werkgever, [bedrijf3], wilde aanvechten. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat [verzoeker] niet-ontvankelijk was in zijn verzoek omdat hij de verkeerde werkgever had aangesproken. [verzoeker] had zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag ingediend, maar de werkgever die hij in de procedure had betrokken, was niet de juiste partij. Het hof heeft de feiten en de procedure in hoger beroep opnieuw bekeken. Het hof constateert dat [verzoeker] zijn arbeidsovereenkomst had met [bedrijf3], maar dat de loonbetalingen in de maanden voor het ontslag door [verweerster] werden gedaan. [verzoeker] heeft echter niet kunnen aantonen dat [verweerster] zijn nieuwe werkgever is geworden door een overgang van onderneming. Het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] de verkeerde rechtspersoon heeft aangesproken en heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. [verzoeker] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, terwijl [verweerster] in het incidenteel hoger beroep werd veroordeeld in de kosten van die procedure.