ECLI:NL:GHARL:2016:9920

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
WAHV 200.162.253
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Sekeris
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over deskundigheid verbalisant en snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 18 december 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, die als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 102,- kreeg opgelegd voor een snelheidsovertreding op 7 januari 2013, betwist de deskundigheid van de verbalisant die door de kantonrechter is gehoord. De betrokkene stelt dat de verbalisant niet de juiste kwalificaties heeft om als deskundige te worden aangemerkt en dat de kantonrechter niet op alle argumenten van de betrokkene is ingegaan. Het hof oordeelt dat de kantonrechter op juiste gronden heeft geoordeeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en stelt vast dat de betrokkene niet het bewijs van zijn onschuld hoeft te leveren. De argumenten van de betrokkene worden verworpen, en het hof concludeert dat de handhaving van verkeersregels niet ter discussie staat in deze procedure.

Uitspraak

WAHV 200.162.253
8 december 2016
CJIB 168499714
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 18 december 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat de beslissing van de kantonrechter niet op juiste feiten gebaseerd is. De kantonrechter heeft twee zaken op dezelfde datum behandeld en dat geeft kennelijk verwarring. De verbalisant in de onderhavige zaak was niet [naam agent] en deze verbalisant kan ook geen deskundige genoemd worden. Een deskundige is iemand op HBO/WO-niveau met relevante theoretische kennis van het systeem en de werkwijze. Dat is [naam agent] niet. Het kenteken van de auto staat niet in de uitspraak en de betrokkene heeft niet in deze maar in de andere zaak om een proceskostenvergoeding verzocht. Van de zes argumenten die de betrokkene in zijn faxbericht d.d. 22 september 2014 heeft aangevoerd, is alleen het derde argument behandeld. Op het belangrijkste argument, te weten dat de hoek waaronder de radarinstallatie stond opgesteld niet controleerbaar is, is niet gereageerd. De foto van de gedraging zou een objectieve controle van die hoek mogelijk moeten maken. Dat is niet het geval en dit maakt het geheel onbetrouwbaar. Blijkbaar heeft de kantonrechter ook niet gelezen dat de betrokkene diverse punten in het initiële verweer heeft ingetrokken, zoals het effect van het op de foto zichtbare paaltje.
2. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 102,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op (auto) wegen buiten bebouwde kom, met 13 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 7 januari 2013 om 06:30 uur op de Rijksweg N35 te Heino met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
3. De kantonrechter heeft deze zaak op dezelfde data behandeld als de zaak met het CJIB-nummer 175591771, waarin het hof heden eveneens onder nummer WAHV 200.163.408 uitspraak doet. Uit het onderhavige dossier blijkt dat de kantonrechter drie zittingen heeft gehouden, waarbij hij telkens naar aanleiding van hetgeen de betrokkene aanvoerde nadere informatie heeft opgevraagd en de betrokkene in de gelegenheid heeft gesteld daarop te reageren. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft de kantonrechter ter zitting van 4 december 2014 verbalisant [naam agent] onder ede gehoord over bepaalde aspecten van snelheidsmetingen. Aan de betrokkene kan worden toegegeven dat [naam agent] niet de verbalisant in de onderhavige zaak is, zoals in het proces-verbaal is vermeld, maar dat neemt niet weg dat het de kantonrechter vrij stond hem als deskundige te horen en zijn verklaring mede te gebruiken voor zijn beslissing op het beroep. Dat alleen een persoon die aan de door de betrokkene genoemde vereisten voldoet in een juridische procedure als deskundige kan worden aangemerkt, vindt geen steun in het recht.
4. De kantonrechter heeft in zijn beslissing overwogen dat de punten die de betrokkene ter verdediging naar voren heeft gebracht er op neerkomen dat de betrokkene de betrouwbaarheid van de aan de geconstateerde overtreding ten grondslag liggende meting door middel van radarapparatuur in twijfel trekt. Vervolgens heeft de kantonrechter overwegingen gewijd aan drie argumenten van de betrokkene waarom de uitgevoerde meting de toets der kritiek niet kan doorstaan, te weten dat de hoek waaronder de op de gedraging betrekking hebbende foto is genomen niet juist is, dat het op de foto zichtbare reflectorpaaltje voor twee signalen op de echo kan hebben gezorgd, en dat de radarapparatuur ten tijde van de meting ten onrechte op de "F-functie" was ingesteld in plaats van op de "N-functie".
5. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist dat er geen grond is te twijfelen aan de nauwkeurigheid of betrouwbaarheid van de aan de geconstateerde gedraging ten grondslag liggende snelheidsmeting. Ook heeft de kantonrechter aldus gemotiveerd aangegeven waarom hij het bij hem ingestelde beroep ongegrond acht. Dat de kantonrechter daarbij niet (uitgebreid en expliciet) op alle 6 door de betrokkene in zijn faxbericht van 22 september 2014 aangevoerde argumenten is ingegaan, maakt niet dat er sprake is van schending van het motiveringsbeginsel. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
6. De opvatting van de betrokkene dat een snelheidsmeting pas betrouwbaar kan worden genoemd als de foto van de gedraging een objectieve controle van de hoek waaronder de radarinstallatie stond opgesteld mogelijk maakt, vindt geen steun in het recht en kan aan het voorgaande niet afdoen.
7. Het argument dat in de beslissing van de kantonrechter het kenteken niet is genoemd, is niet juist. Het staat in de derde alinea op pagina 1. Geen rechtsregel schrijft voor dat het kenteken altijd in de beslissing op het beroep moet worden vermeld.
8. De betrokkene is door de overweging van de kantonrechter dat de betrokkene om een proceskostenvergoeding heeft verzocht, terwijl de betrokkene dit slechts in de andere zaak had gedaan, en de overweging met betrekking tot het door de betrokkene niet langer gehandhaafde argument omtrent het reflectorpaaltje, niet in enig rechtens te respecteren belang geschaad. Ook deze argumenten kunnen derhalve niet leiden tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter.
9. Het hof stelt vast dat de betrokkene in de zaak met CJIB nummer 175591771 (WAHV 200.163.408) een nadere reactie op het verweerschrift van de advocaat-generaal heeft gegeven. Blijkens deze nadere reactie is hetgeen daarin is gesteld mede bedoeld als aanvulling op het beroep in onderhavige zaak. Met betrekking tot hetgeen de betrokkene in dat verband heeft aangevoerd overweegt het hof als volgt.
10. Anders dan de betrokkene kennelijk meent hoeft hij niet het bewijs van zijn onschuld te leveren. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Van een inbreuk op de onschuldpresumptie - zoals de betrokkene aanvoert - is derhalve geen sprake.
11. Tot voornoemde twijfel leidt het door de betrokkene op de valreep gevoerde verweer dat zijn auto geheel van aluminium is gemaakt, niet. De enkele niet onderbouwde stelling dat zulks werkt als een 100% spiegel voor radarstraling noopt het hof niet tot een nader onderzoek op dit punt. Ook de omstandigheid dat de betrokkene zijn snelheid meet met een GPS systeem, hetgeen nauwkeuriger zou zijn dan de tachometer, geeft het hof - wat daar overigens ook van zij -, in het licht van alle gewisselde dossierstukken, geen aanleiding tot twijfel aan de resultaten van de snelheidsmeting.
12. Het valt ten slotte buiten de taak van de rechter om te beoordelen of de handhaving van de verkeersregels plaats vindt ter verhoging van de verkeersveiligheid dan wel, zoals aangevoerd, slechts dient om inkomsten te genereren. Tot de conclusie dat de betrokkene de gedraging niet heeft begaan, dan wel dat er andere redenen zijn waarom een sanctie niet, althans tot een lager bedrag, zou moeten worden opgelegd, kan dit niet leiden.
13. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter mitsdien bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.