Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland van 28 september 2015 aangevochten, waarin de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen was vastgesteld op € 229,- per kind per maand. De vrouw verzocht het hof om de alimentatie te verhogen naar € 416,- per kind per maand, terwijl de man in incidenteel hoger beroep verzocht om de alimentatie te verlagen naar € 221,- per kind per maand.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de behoefte en draagkracht rechtvaardigt. De vrouw betwistte de behoefte van de kinderen, die volgens haar met 25% of meer afwijkt van de eerder vastgestelde bedragen. De man daarentegen stelde dat er geen duidelijke wanverhouding was tussen de overeengekomen alimentatie en de door de rechter vastgestelde bedragen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de behoefte van de kinderen in 2015 € 995,- per maand bedraagt, en dat de man een bijdrage van € 309,50 per kind per maand moet betalen met ingang van 28 september 2015, en € 330,- per kind per maand met ingang van 1 januari 2016.
De beslissing van het hof houdt ook in dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de alimentatie moet betalen, ook al kan hij tegen de beslissing in cassatie gaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de financiële situatie van beide ouders en de behoeften van de kinderen in alimentatiezaken.