ECLI:NL:GHARL:2016:9868

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
WAHV 200.160.635
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren op vergunninghoudersplaats zonder geldige vergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 3 november 2014 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een boete van € 90,- gekregen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder een geldige parkeervergunning. De gedraging vond plaats op 7 maart 2013 om 23:41 uur op het Hieronymusplantsoen 2 te Utrecht. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat er geen sprake was van een strafrechtelijk verkeersdelict, maar van een parkeerbelastingovertreding, en dat er een naheffing parkeerbelasting had moeten worden opgelegd in plaats van een administratieve sanctie. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de argumenten van de gemachtigde niet heeft meegenomen in zijn beslissing.

Het hof heeft de relevante artikelen van de Parkeerplaatsverordening 2013 van de gemeente Utrecht bekeken en vastgesteld dat er geen verbodsbepaling of strafbaarstelling is opgenomen voor het parkeren zonder geldige vergunning. Het hof concludeert dat de administratieve sanctie niet in stand kan blijven, omdat de gedraging niet strafbaar is gesteld bij de plaatselijke verordening. Het hof wijzigt de omschrijving van de gedraging en de feitcode naar een andere feitcode die wel aan de gedraging is gekoppeld, en handhaaft het sanctiebedrag van € 90,-.

Daarnaast heeft de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand. Het hof oordeelt dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen en stelt het bedrag vast op € 730,50, gebaseerd op de proceshandelingen die zijn verricht. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, waarbij de administratieve sanctie wordt gewijzigd en de proceskosten worden vergoed.

Uitspraak

WAHV 200.160.635
7 december 2016
CJIB 170341468
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 3 november 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “Voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders zonder parkeervergunning (feitcode R592)”, welke gedraging zou zijn verricht op 7 maart 2013 om 23:41 uur op het Hieronymusplantsoen 2 te Utrecht met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de betrokkene het voertuig heeft geparkeerd zonder parkeervergunning, maar stelt dat geen sprake is van een (strafrechtelijk) verkeersdelict, maar van een parkeerbelastingovertreding. Het is op de betreffende parkeerplaats toegestaan om zonder parkeervergunning te parkeren, maar dan moet men een dagkaart vergunninghouderplaats kopen. Nu de betrokkene heeft nagelaten een dagkaart te kopen, had er een naheffing parkeerbelasting moeten worden opgelegd. De kantonrechter is aan dit argument van de gemachtigde voorbij gegaan.
3. Het hof overweegt het volgende. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: in strijd met aan vergun. verbonden voorwaarden act 10 minuten uur. rayon 2101. Art, 1 onder h parkeerverordening gem. Utrecht.
Het voertuig stond geparkeerd op een door bord E9 RVV 1990 aangeduide parkeerplaats welke is voorbehouden aan vergunninghouders. Ik heb geen geldige parkeervergunning waargenomen in het voertuig. Bij het constateren van het feit werd vastgesteld dat er gedurende een tijd van ongeveer 10 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaats vond, zodat er geen sprake was van onmiddellijk laden of lossen van goederen, dan wel het in of uit laten stappen van personen.
Overtreden artikel: PL.V (het hof begrijpt: plaatselijke verordening) (…)”
4. Met betrekking tot de door de verbalisant gehanteerde feitcode R592, is in de bijlage bij de WAHV als overtreden artikel genoemd: "PL.V". Aldus staat vast dat de verbalisant de sanctie heeft opgelegd op basis van de Parkeerplaatsverordening 2013 van de gemeente Utrecht.
5. In artikel 1 onder h van deze verordening is bepaald:
"Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:
1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of
2. is gelegen binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd of
3. van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders."
6. In artikel 5 van deze verordening, dat de voorschriften, verbodsbepalingen en ontheffingen bevat is opgenomen:
"1. Aan de in artikel 3 genoemde vergunningen kunnen beperkende voorschriften worden verbonden voor zowel de te gebruiken parkeerplaatsen als voor de tijdstippen waarop de vergunningen van kracht zijn. Burgemeester en wethouders kunnen aan de in artikel 3 genoemde vergunningen ook andere voorschriften verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeerruimte.
2. Op het moment dat voor de verleende vergunning de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan, gaat de vergunning in. Hiertoe wordt aan bewoners de parkeervergunning afgegeven op kenteken op naam. Voor de overige parkeervergunningen wordt een vergunningvignet afgegeven. Bij het parkeren van een voertuig op de in de vergunning aangegeven plaats en wijze dient dit vignet te allen tijde duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te zijn aangebracht.
3. Indien één of meerdere van de in het eerste of tweede bedoelde voorschriften niet worden nageleefd, is er geen sprake van parkeren met geldige vergunning.
4. Het is verboden enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:
da. op een parkeerapparatuurplaats;
db. op een belanghebbendenplaats.
5. Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.
6. Het is verboden om de vergunning/het vignet al dan niet tegen betaling, oneigenlijk te (laten) gebruiken, te (foto)kopiëren, na te tekenen, dan wel op enige andere wijze te (laten) reproduceren of om eigenmachtig wijzigingen op het vignet aan te brengen.
7. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.
8. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel."
7. Artikel 8 van deze verordening bevat de strafbepalingen en sancties en houdt in (voor zover relevant):
"1111. Overtreding van het bepaalde in artikel 5, vierde, vijfde, zesde of zevende lid, wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie."
8. Gelet op het vorenstaande, stelt het hof vast dat in de Parkeerplaatsverordening 2013 van de gemeente Utrecht (enkel) bepaald is dat geen sprake is van parkeren met geldige vergunning, indien geen parkeervergunning of vergunningvignet duidelijk zichtbaar achter de voorruit is aangebracht. In de verordening is geen verbodsbepaling of strafbaarstelling opgenomen voor het parkeren zonder geldige vergunning. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de betrokkene de in de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd omschreven gedraging, te weten zijn voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders zonder parkeervergunning, strafbaar gesteld bij een plaatselijke verordening, heeft verricht. Het voorgaande brengt mee dat de administratieve sanctie in zoverre niet in stand kan blijven.
9. In de ''Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen'' is echter eveneens opgenomen feitcode R397i met de omschrijving: ''Als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9 zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend''. Deze feitcode is gekoppeld aan artikel 24, eerste lid, aanhef en onder g, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), welk artikel luidt: "De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend".
10. Anders dan de gemachtigde van de betrokkene stelt, betekent het voorgaande dat ter zake van de door de verbalisant beschreven feiten en omstandigheden een administratieve sanctie kan worden opgelegd. Het hof zal het beroep gegrond verklaren en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaren en de aan de betrokkene opgelegde administratieve sanctie in zoverre wijzigen dat de omschrijving van de gedraging en de feitcode komen te luiden: als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend, R397i. Het sanctiebedrag van deze gedraging is eveneens vastgesteld op € 90,-.
11. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt (bij hoger beroepen ingediend voor 1 januari 2015, zoals in dit geval)
€ 487,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 730,50 (= 3 x € 487,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 19 augustus 2013 gedeeltelijk gegrond en wijzigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 170341468 de administratieve sanctie is opgelegd in die zin dat de omschrijving van de gedraging en de feitcode komen te luiden: als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend, R397i;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 730,50.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.