ECLI:NL:GHARL:2016:9867

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
WAHV 200.159.088
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • A. de Witt
  • J. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kentekenaansprakelijkheid niet-kentekenplichtige aanhangwagens in het bestuursrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 28 augustus 2014 een beroep van de betrokkene gegrond verklaarde en de inleidende beschikking van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) vernietigde. De betrokkene was als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 196,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met een aanhangwagen. De kantonrechter oordeelde dat de sanctie in strijd was met artikel 5b van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), omdat de sanctie was opgelegd op basis van een kenteken dat niet correct was toegewezen aan de aanhangwagen.

De officier van justitie ging in hoger beroep en stelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de sanctie niet aan de betrokkene kon worden opgelegd. De advocaat-generaal stelde dat de beroepstermijn niet correct was vastgesteld, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de beslissing van de kantonrechter op de juiste wijze was verzonden. Hierdoor kon de beroepstermijn niet worden vastgesteld.

Het hof concludeerde dat het hoger beroep ontvankelijk was, maar dat de sanctie terecht was opgelegd op basis van het kenteken van de aanhangwagen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden, en oordeelde dat de betrokkene niet kon worden aangesproken voor de gedraging, omdat niet was komen vast te staan dat de gedraging met het trekkend voertuig van de betrokkene was verricht.

Uitspraak

WAHV 200.159.088
7 december 2016
CJIB 176897505
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 28 augustus 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd.

Het procesverloop

De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:24, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
2. In het dossier bevindt zich een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 28 augustus 2014, waaruit blijkens de daarop geplaatste stempel zou blijken dat de beslissing van de kantonrechter op 5 september 2014 aan de officier van justitie is verzonden. Op grond daarvan eindigde de beroepstermijn op 17 oktober 2014. Het pro forma beroepschrift is gedateerd 23 oktober 2014 en is blijkens een daarop gesteld stempel op 24 oktober 2014 ter griffie van de rechtbank ingekomen. Hiervan uitgaande is het hoger beroep niet tijdig ingesteld.
3. De advocaat-generaal heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld. De beslissing van de kantonrechter is op 16 september 2014 bij de CVOM ontvangen. De advocaat-generaal stelt dat de verzenddatum van 5 september 2014 dan ook niet juist kan zijn en dat de beroepstermijn niet reeds op 6 september 2014 is aangevangen.
4. Op basis van de stukken in het dossier is het hof niet in staat om vast te stellen dat de beslissing van de kantonrechter aan de betrokkene is verzonden. Bovengenoemd afschrift van de beslissing van de kantonrechter met als datum van verzending 5 september 2014 volstaat - in het licht van het ontbreken van een verzendadministratie - niet om de verzending aannemelijk te maken. Uit dit afschrift blijkt immers niet of de beslissing van de kantonrechter daadwerkelijk is verzonden. De beroepstermijn is derhalve niet aangevangen op 6 september 2014. Evenmin kan worden vastgesteld wanneer de beroepstermijn wel is aangevangen. Gelet daarop kan een termijnoverschrijding niet worden vastgesteld.
5. Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof het hoger beroep ontvankelijk.
6. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 196, - opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom, met 19 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 3 november 2013 om 09.35 uur op de Rijksweg N50 te Zalk met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
7. Uit het dossier blijkt het volgende. Op voornoemde datum, tijd en plaats is geconstateerd dat een bestuurder van een witte bestelbus met aanhangwagen de maximum snelheid heeft overschreden. De sanctie is aan de betrokkene opgelegd. Het kenteken aangebracht op de aanhangwagen staat op naam van betrokkene. Het kenteken is zichtbaar op een op de aanhangwagen gemonteerde witte kentekenplaat. Uit het zaakoverzicht blijkt dat het kenteken, dat op de foto is vastgelegd, is afgegeven voor een grijze BMW, type 535i, en op naam van de betrokkene staat. Het op de foto zichtbare trekkende voertuig komt niet overeen met de kenmerken van het voertuig waarvoor het kenteken is afgegeven.
8. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de bestreden beslissing alsmede de inleidende beschikking vernietigd. De kantonrechter heeft hiertoe overwogen dat de sanctie is uitgevaardigd in strijd met artikel 5b, eerste lid, van de WAHV.
9. De officier van justitie kan zich met de door de kantonrechter gegeven beslissing niet verenigen en heeft daartegen hoger beroep ingesteld. De officier van justitie voert aan dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan het bepaalde in artikel 5b, tweede lid en tweede volzin, van de WAHV. De sanctie had aan de eigenaar of houder van de aanhangwagen moeten worden opgelegd, aldus de officier van justitie.
10. De betrokkene heeft in reactie op het beroepschrift van de officier van justitie aangevoerd noch een aanhangwagen, noch een bestelbus te bezitten. Ook stelt de betrokkene dat een wit nummerbord gemakkelijk te verkrijgen is. De betrokkene wijst hierbij op een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2013 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI: NL: RBNHO:2013:12422).
11. Artikel 5.18.10 van de Regeling Voertuigen houdt - voor zover van belang - het volgende in:
"1. Aanhangwagens met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, alsmede aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, moeten, indien zij zijn gekoppeld aan een motorvoertuig waarvoor een kenteken is opgegeven, zijn voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig."
12. Onbetwist is dat de onderhavige aanhangwagen een aanhangwagen is als bedoeld in het artikel genoemd onder overweging 11.
13. Artikel 5b van de WAHV luidt - voor zover van belang - als volgt:
"1. Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarmee een niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen, dan wel waaraan een niet-kentekenplichtige aanhangwagen is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het trekkend motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.
2. Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een kentekenplichtige aanhangwagen, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van de aanhangwagen niet is vastgesteld, dan wel indien de aanhangwagen niet kentekenplichtig is, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene die ten tijde van de gedraging eigenaar of houder was van de aanhangwagen."
12. Naar het oordeel van het hof is de tweede volzin van het tweede lid van artikel 5b van de WAHV van toepassing op die gevallen waarbij de niet-kentekenplichtige aanhangwagen niet wordt voortbewogen of niet gekoppeld is aan een ander voertuig. Hierbij kan worden gedacht aan het fout parkeren van alleen de aanhangwagen. Het eerste lid van voornoemd artikel ziet op gevallen waarbij de niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen of is gekoppeld aan een motorrijtuig. In de onderhavige zaak gaat het om een aanhangwagen die door een trekkend voertuig wordt voortbewogen. Een en ander betekent dat de in de appelschriftuur neergelegde opvatting van de officier van justitie niet juist is.
13. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, omdat in strijd met artikel 5b, eerste lid, WAHV de sanctie is uitgevaardigd naar aanleiding van een kenteken aangebracht op een niet kentekenplichtige aanhangwagen. Daarbij is overwogen dat op de foto's niet te zien is welk kenteken het trekkend voertuig heeft, doch wel is te zien dat dit een witte bestelbus betreft, terwijl het kenteken dat is gemonteerd op de aanhangwagen is afgegeven voor een grijze BMW 535i.
14. Het hof is van oordeel dat de motivering van deze beslissing deels onjuist is.
15. Het feit dat voor de aanhangwagen niet een eigen kenteken hoeft te worden afgegeven, betekent niet dat de aanhangwagen niet voorzien dient te zijn van een kenteken. Zoals in overweging 11 is vermeld moet de aanhangwagen zijn voorzien van het kenteken van het trekkende voertuig. De sanctie is derhalve terecht gebaseerd op het kenteken dat op de aanhangwagen was aangebracht.
16. Door betrokkene wordt gesteld dat er onrechtmatig gebruik is gemaakt van het kenteken dat is afgegeven voor de BMW 535i.
17. Gelet op de in het dossier aanwezige foto's van de gedraging, stelt het hof vast dat de gedraging niet verricht is met een grijze BMW 535i. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanhangwagen te bezitten en dat van de zijde van het Openbaar Ministerie hier niets tegen is aangevoerd. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet komen vast te staan dat de gedraging met het trekkend voertuig van de betrokkene is verricht.
18. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen, met verbetering van gronden.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden.
Dit arrest is gewezen door mrs. Beswerda, De Witt en Dijkstra, in tegenwoordigheid van
mr. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.