ECLI:NL:GHARL:2016:9804

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
21-007033-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na terugwijzing door de Hoge Raad in drugszaken met betrekking tot de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte was eerder door de rechtbank Arnhem op 22 december 2011 veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad vernietigde het eerdere arrest van het hof van 4 februari 2013, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het hof om opnieuw te worden berecht.

Tijdens de zitting op 22 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die verzocht om een bewezenverklaring van feit 1 en een gevangenisstraf van drie jaren en zeven maanden. De raadsman van de verdachte verzocht om terugverwijzing naar de Hoge Raad voor een herstelbeschikking ten aanzien van feit 2. Het hof oordeelde dat het zich gebonden voelde aan het arrest van de Hoge Raad en zich moest beperken tot de beoordeling van feit 1 en de strafoplegging.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van feit 1, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Voor feit 2, de poging tot opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, heeft het hof een gevangenisstraf van elf maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007033-14
Uitspraak d.d.: 6 december 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 23 september 2014- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 met parketnummer 10-600169-09 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1965] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Procesgang

In eerste aanleg is verdachte bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 ter zake van:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
feit 2: medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaren met aftrek van de tijd inverzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Dit gerechtshof heeft in hoger beroep bij arrest van 4 februari 2013 verdachte ter zake van dezelfde feiten eveneens veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaren met aftrek van de tijd inverzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Verdachte heeft tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden bevond de bewezenverklaring van het feit 2 niet naar de eis der wet met reden omkleed en heeft op 23 september 2014 voormeld arrest vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep voor het overige verworpen, en de zaak naar dit hof teruggewezen, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zeven maanden met aftrek van voorarrest. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, naar voren is gebracht. De raadsman heeft het hof primair verzocht de zaak terug te verwijzen naar de Hoge Raad voor het nemen van een herstelbeschikking ten aanzien van feit 2.
Met de raadsman constateert het hof het volgende.
Namens verdachte is bij de Hoge Raad een cassatieschriftuur ingediend waarin in middel 1 naar voren is gebracht dat de bewezenverklaringen van de feiten 1 en 2 als door het hof gebezigd in het arrest van 4 februari 2013 onvoldoende met redenen zijn omkleed. In zijn arrest van 23 september 2014 heeft de Hoge Raad onder 2.1 ten aanzien van middel I overwogen dat het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde. De Hoge Raad heeft zich in het arrest niet uitgelaten over de beoordeling van middel I ten aanzien van feit 2.
De Hoge Raad heeft vervolgens het arrest van het hof vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde en de strafoplegging en het cassatieberoep voor het overige verworpen.
Het hof acht zich gebonden aan het arrest van de Hoge Raad en zal zich daarom in de onderhavige zaak beperken tot de beoordeling van feit 1 en de strafoplegging. Het systeem van strafvordering staat naar het oordeel van het hof niet toe dat de zaak teruggestuurd wordt naar de Hoge Raad om, zo begrijpt het hof de raadsman, alsnog een beoordeling van het eerste cassatiemiddel ten aanzien van feit 2 te verkrijgen.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep is reeds vernietigd door het eerdere arrest van het hof van 4 februari 2013. Na de cassatie van dit arrest staat nog slechts het tenlastegelegde onder feit 1 en de strafoplegging ter beoordeling.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 07 april 2005 tot en met 18 oktober 2006 in Zwartebroek, (gemeente Barneveld) en/of Barneveld en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of in Liverpool, althans in het Verenigd Koninkrijk, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), althans (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of afgeleverd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (in tenminste drieëntwintig, althans één of meer, transport(en)), (totaal)
4.996 kilogram hasj en/of hennep, althans 3.019 kilogram, althans een grote hoeveelheid hasj (zeepjes en/of platen) en/of
1.977 kilogram, althans een grote hoeveelheid hennep (skunk, polm, tak, bi, mex tak, jam),
althans (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hasj (plakken en/of ze(e)p(en)),
in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep,
in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hasj en/of hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen (telkens) opzettelijk, - een bestelbus, althans een voertuig met dozen, althans verpakkingen met hasj en/of hennep vervoerd en/of afgeleverd en/of aanwezig gehad, met bestemming het Verenigd Koninkrijk, althans het buitenland;.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe dat ook indien acht wordt geslagen op het digitaal saldo-overzicht 2005/2006 waarin een overzicht van 23 verkopen aan klant [klant] is opgenomen, er in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een wettig en overtuigende bewezenverklaring van feit 1 te komen.

Oplegging van straf en/of maatregel

Gelet op deze vrijspraak en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 23 september 2014 dient het hof derhalve thans nog een straf op te leggen voor feit 2, te weten het medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 31 oktober 2006 stond te Zwartebroek een transport met 248 kilo hasj en 100 kilo hennep gereed om naar Engeland geëxporteerd te worden. Verdachte heeft als medepleger van dit feit een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de (internationale) drugshandel. Het is algemeen bekend dat drugs verslavend kunnen werken en gezondheidsrisico’s kunnen opleveren voor de gebruikers. Gelet op de hoeveelheid drugs kan naar het oordeel van het hof niet anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
Ten voordele van verdachte houdt het hof rekening met de ouderdom van de feiten en met het feit dat de redelijke termijn van berechting in cassatie en nadien in hoger beroep is overschreden.
Het hof acht alles overwegende ten opzichte van het bewezenverklaarde feit 2 een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. Daarop zal het hof één (1) maand in mindering brengen als gevolg van de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. A. van Maanen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 6 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 december 2016.
Tegenwoordig:
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1965] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.