Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007033-14
Uitspraak d.d.: 6 december 2016
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 23 september 2014- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 met parketnummer 10-600169-09 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1965] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Procesgang
In eerste aanleg is verdachte bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 ter zake van:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
feit 2: medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaren met aftrek van de tijd inverzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Dit gerechtshof heeft in hoger beroep bij arrest van 4 februari 2013 verdachte ter zake van dezelfde feiten eveneens veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaren met aftrek van de tijd inverzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Verdachte heeft tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden bevond de bewezenverklaring van het feit 2 niet naar de eis der wet met reden omkleed en heeft op 23 september 2014 voormeld arrest vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep voor het overige verworpen, en de zaak naar dit hof teruggewezen, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zeven maanden met aftrek van voorarrest. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, naar voren is gebracht. De raadsman heeft het hof primair verzocht de zaak terug te verwijzen naar de Hoge Raad voor het nemen van een herstelbeschikking ten aanzien van feit 2.
Met de raadsman constateert het hof het volgende.
Namens verdachte is bij de Hoge Raad een cassatieschriftuur ingediend waarin in middel 1 naar voren is gebracht dat de bewezenverklaringen van de feiten 1 en 2 als door het hof gebezigd in het arrest van 4 februari 2013 onvoldoende met redenen zijn omkleed. In zijn arrest van 23 september 2014 heeft de Hoge Raad onder 2.1 ten aanzien van middel I overwogen dat het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde. De Hoge Raad heeft zich in het arrest niet uitgelaten over de beoordeling van middel I ten aanzien van feit 2.
De Hoge Raad heeft vervolgens het arrest van het hof vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde en de strafoplegging en het cassatieberoep voor het overige verworpen.
Het hof acht zich gebonden aan het arrest van de Hoge Raad en zal zich daarom in de onderhavige zaak beperken tot de beoordeling van feit 1 en de strafoplegging. Het systeem van strafvordering staat naar het oordeel van het hof niet toe dat de zaak teruggestuurd wordt naar de Hoge Raad om, zo begrijpt het hof de raadsman, alsnog een beoordeling van het eerste cassatiemiddel ten aanzien van feit 2 te verkrijgen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep is reeds vernietigd door het eerdere arrest van het hof van 4 februari 2013. Na de cassatie van dit arrest staat nog slechts het tenlastegelegde onder feit 1 en de strafoplegging ter beoordeling.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat: