ECLI:NL:GHARL:2016:9803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
21-004774-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na terugwijzing door de Hoge Raad in een strafzaak met meerdere feiten van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder door de rechtbank Arnhem op 21 april 2011 veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het witwassen van geld. De Hoge Raad vernietigde het eerdere arrest van het hof van 4 februari 2013, omdat de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onvoldoende gemotiveerd was. De zaak werd terugverwezen naar het hof om opnieuw te worden berecht.

Tijdens de zitting op 22 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, hebben hun verweer gevoerd. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de feiten 1 en 2, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Het hof heeft wel een gevangenisstraf opgelegd voor de overige feiten, waarbij het rekening hield met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, verminderd met één maand vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen en onttrekkingen aan het verkeer uitgesproken voor verschillende in beslag genomen voorwerpen en geldbedragen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004774-14
Uitspraak d.d.: 6 december 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 1 juli 2014- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 21 april 2011 met parketnummer 10-600150-09 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens eigen opgave verblijvende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Procesgang

In eerste aanleg is verdachte bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 21 april 2011 ter zake van:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 3: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 4: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 6: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd inverzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Dit gerechtshof heeft in hoger beroep bij arrest van 4 februari 2013 - met vernietiging van bovengenoemd vonnis - verdachte ter zake van feit 4 vrijgesproken en ter zake van de overige feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden met aftrek van het voorarrest. Verdachte is tegen dit arrest in cassatie gekomen.
De Hoge Raad bevond de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 ontoereikend gemotiveerd en heeft bij arrest van 1 juli 2014 voormeld arrest vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep voor het overige verworpen, en de zaak naar dit hof teruggewezen, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen zijn en dat het gerechtshof verdachte voor de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur veertien (14) maanden met aftrek van voorarrest. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.C. Dorrestein, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep is reeds vernietigd door het eerdere arrest van het hof van
4 februari 2013. Na de cassatie van dit arrest staat nog slechts het tenlastegelegde onder
de feiten 1 en 2 ter beoordeling.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:

1.

hij, op of omstreeks 16 juli 2009, te [geboorteplaats] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (als functioneel dader) opzettelijk heeft/hebben verkocht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) gelegen aan de [adres 1] (nummer [nummer 1] ), een (handels)hoeveelheid van 2 kilogram hennep en/of delen van hennep, althans een (grote) (handels)hoeveelheid hennep en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij, op of omstreeks 16 juli 2009, te [geboorteplaats] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres 1] (nummer [nummer 1] ) een (grote) hoeveelheid van 5,3 kilogram hennep en/of delen van hennep, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, en/of in (een) pand(en) gelegen aan de [adres 2] (nummer [nummer 2] ), een (grote) hoeveelheid van 1185 hennep(stekken), althans een (grote) hoeveelheid hennep(stekken) en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij, op of omstreeks 16 juli 2009, te [geboorteplaats] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (als functioneel dader) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres 1] (nummer [nummer 1] ) een (grote) hoeveelheid van 6,7 kilogram hennep en/of delen van hennep, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nu de Hoge Raad in zijn arrest heeft overwogen dat er onvoldoende bewijsmiddelen zijn om het medeplegen van verdachte aan de ten laste gelegde feiten 1 en 2 te bewijzen, dient het hof te beoordelen of verdachte deze feiten als onmiddellijke dader of als functioneel dader heeft gepleegd. Het hof acht in het dossier onvoldoende bewijsmateriaal aanwezig om tot een bewezenverklaring van zelfstandig plegen of het handelen als functioneel dader te komen, ook niet op de wijze als door de advocaat-generaal bepleit aan de hand van het door haar ter terechtzitting van 22 november 2016 gepresenteerde bewijsmiddelenoverzicht.

Oplegging van straf en/of maatregel

Gelet op het al hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 1 juli 2014 dient het hof een straf op te leggen voor de feiten 3, 5, 6 en 7.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan de verkoop van hennep. Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Daarnaast heeft verdachte onder meer wapens voorhanden gehad, waaronder een vuurwapen van categorie 3. Er is sprake van ernstige strafbare feiten. Een en ander rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten voordele van verdachte neemt het hof in aanmerking dat hij blijkens het uittreksel justitiële documentatie op een veroordeling in 1993 na niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie en Opiumwet.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn van berechting in cassatie en nadien in hoger beroep zal het hof deze gevangenisstraf met één (1) maand verminderen.

Beslag

Verbeurdverklaring
De gelden onder de nummers 1 tot en met 3 in het dictum zijn geldbedragen die verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de verdachte toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het tenlastegelegde en bewezenverklaarde aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 3, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1) Geld Nederlands waarde € 50.000,=.
2) Geld Nederlands waarde € 5.400,=.
3) Geld Nederlands waarde € 3.000,=..
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4) Mes met boksbeugel;
6) 3 stuks Spuitbus - pepperspray;
7) Zendapparatuur - GSM-jammer;
8) Geweer met telescoop; 9) Katapult;
10) 1 stuks Spuitbus - pepperspray.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
5) Videoapparatuur.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. A. van Maanen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 6 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. H.H.M. van Dijk, voorzitter,
mr. M.J.M van der Mark, advocaat-generaal,
mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
volgens eigen opgave verblijvende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.