Beoordeling
1. Aan de betrokkene [betrokkene] , geboren op [geboortedatum 1] , is bij inleidende beschikking van 14 januari 2015 een administratieve sanctie opgelegd van € 23,- ter zake van "Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 4 km/h" welke gedraging zou zijn verricht op 5 januari 2015 om 14.43 uur, Trajectcontrole A2 links te Baambrugge.
2. De inleidende beschikking is blijkens het dossier op 14 januari 2015 verzonden naar het adres [adres] , Duitsland, en blijkbaar terecht gekomen bij [X] ,
geboren op [geboortedatum 2] , en woonachtig op hetzelfde adres.
3. [X] heeft op 26 januari 2015, ingekomen bij het CJIB op 29 januari 2015, namens [X] tegen voormelde beslissing beroep ingesteld bij de officier van justitie. In het beroepschrift is aangevoerd dat [X] niets met de zaak te maken heeft. Zij heeft de gedraging niet begaan.
4. De officier van justitie heeft de bovengenoemde brief opgevat als een beroepschrift van [betrokkene] en heeft bij beslissing van 20 mei 2015 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden van het beroep niet zijn toegezonden.
5. De officier van justitie heeft de brief van 26 januari 2015, zo stelt het hof vast, ten onrechte opgevat als beroepschrift van [betrokkene] . Het gaat om een beroepschrift van [X] . De officier van justitie had, gelet op artikel 6, eerste lid, WAHV, het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren, omdat het niet is ingesteld door degene tot wie de (inleidende) beschikking was gericht.
6. [X] heeft bij brief van 26 mei 2015, bij haar gemachtigde, beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft bij zijn in hoger beroep bestreden beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het hof stelt allereerst vast dat de kantonrechter dit beroep heeft opgevat als beroep van [betrokkene] , voor wie [gemachtigde] als gemachtigde optreedt. Dat is onjuist. Het gaat om het beroepschrift van [X] . De kantonrechter had, uit een oogpunt van het bieden van rechtsbescherming, de beslissing van de officier van justitie moeten verstaan als beslissing op het administratief beroep van [X] waartegen door [X] beroep kan worden ingesteld bij de kantonrechter. Het is ook om deze reden -uitsluitend met het oog op het bieden van rechtsbescherming op de voet van artikel 14 WAHV- dat het hof de beslissing van de kantonrechter verstaat als beslissing op het door [X] ingestelde beroep.
8. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen zekerheid is gesteld en betrokkene geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat niet-ontvankelijkheid achterwege moet blijven. Ingevolge het bepaalde in artikel 11, derde lid, WAHV, dient de indiener van het beroepschrift zekerheid te stellen. Het is echter in een situatie als deze, waarin de indiener van het beroepschrift niet de betrokkene noch gemachtigde van de betrokkene is en niet aansprakelijk kan worden gesteld voor betaling van het bedrag van de opgelegde sanctie, in strijd met doel en strekking van de regeling van de zekerheidsstelling om te verlangen dat aan die verplichting wordt voldaan. De kantonrechter had dan ook dienen te oordelen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is en, nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zich daartegen verzetten, het ingestelde beroep ontvankelijk moeten achten.
9. Gelet op het voren overwogene zal het hof de bestreden beslissing vernietigen en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk verklaren.
10. Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.