Uitspraak
[appellante],
Chituyo,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- een brief met bijlage d.d. 5 oktober 2016 van de zijde van [appellante] ;
- het proces-verbaal van de op 25 oktober 2016 gehouden comparitie van partijen, waaraan de comparitieaantekeningen van de advocaat van Chituyo en productie 10 van de zijde van [appellante] zijn gehecht.
2.De vermeerdering van eis
3.De vaststaande feiten
1 januari 2013 de heer [D] penningmeester is.
"4.5Met het oog op de datum van ingang van deze overeenkomst en artikel 10 heeft de eerste betaalperiode betrekking op de periode van 01 januari 2013 tot en met 31 januari 2013 en is het over deze eerste periode verschuldigde bedrag€ 900,00(…)Bijzondere bepalingen10.De verhuurder heeft in verband met het 3 jarig contract de huurder de periode oktober, november en december 2012 huur penning vrij verleend."
"Kun jij Nuon Weesp weer op naam van Chituyo zetten? Ik ben hier vanaf morgen weg en verhuis dan nog t/m vrijdag. Dus je kan ook de vuurtoren makelaardij weer een seintje geven dat het leeg is.(…) "
ter zake van de afwikkeling van de verbreking van de samenleving" over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.
4.Het geding in eerste aanleg
“zijnde de huurpenningen over de maanden oktober 2012 t/m februari 2013”, te vermeerderen met rente en kosten. Nadat [appellante] verweer had gevoerd - zij heeft, kort gezegd, betoogd dat is overeengekomen dat tussen haar en (de aan) [B] (gelieerde vennootschappen) per 1 januari 2013 geen rechten en verplichtingen meer bestaan en dat aan haar finale kwijting is verleend -, heeft Chituyo in punt 7 van de conclusie van repliek onder meer het volgende aangevoerd:
“
Gedaagde heeft op 2 januari 2013 per email (PRODUCTIE 3) haar vertrek aangekondigd maar, voor zover eiseres kan nagaan, nimmer formeel op de gebruikelijke en overeengekomen wijze (artikel 19 van de algemene bepalingen) de huur van het pand opgezegd. Desalniettemin heeft eiseres in een later stadium dat emailbericht als (tussentijdse) opzegging beschouwd, met opzeggingstermijn van een maand. Gedaagde diende dus tot en met februari 2013 de huur te betalen. Hoewel gedaagde de huurovereenkomst, in weerwil van de contractuele bepalingen (artikel 3.1), de huur op heeft gezegd, vordert eiseres niet nakoming van de overeenkomst voor de gehele periode van drie jaar maar, met een blik op artikel 10 van de overeenkomst, enkel de periode oktober 2012 tot en met februari 2013. Gedaagde is daarvoor reeds bij meerdere brieven gesommeerd.”
5.De bespreking van de grieven
de grieven 1 en 2 in het principaal appel, die met elkaar samenhangen en die het hof om die reden tezamen zal bespreken, komt [appellante] op tegen de verwerping door de kantonrechter van haar betoog dat Chituyo gebonden is aan de tussen [appellante] en [B] gemaakte afspraken en dat haar in dat verband ook finale kwijting is verleend ten aanzien van de huurovereenkomst. Volgens [appellante] dienen Chituyo en [B] te worden vereenzelvigd. Chituyo is een (de facto) door [B] beheerste stichting, waarin de zakelijke belangen en privébelangen van [B] door elkaar heenlopen, zoals ook al wel volgt uit het feit dat [B] en [appellante] in het kader van de afwikkeling van hun relatie hebben afgesproken dat [appellante] enkele onroerende zaken aan Chituyo (en niet aan [B] ) zou overdragen, aldus [appellante] .
e-mailbericht van 2 februari 2013 worden weliswaar drie onroerende zaken ( [b-straat] 56 B, [c-straat] 1 A en [d-straat] 30) genoemd, maar de door Chituyo aan [appellante] verhuurde woning wordt er niet in genoemd. De finale kwijting die in de volmacht over en weer wordt verleend, heeft betrekking op de afwikkeling van de verbreking van de samenleving. Chituyo heeft met een verwijzing naar de tekst van de volmacht bestreden dat de volmacht betrekking heeft op de verhuurde woning. Nu de verhuurde woning noch in de volmacht noch in de daaraan voorafgaande brief wordt genoemd en gesteld noch gebleken is dat [B] en [appellante] in de onderhandelingen over de afwikkeling van de samenleving zijn overeengekomen dat de huurovereenkomst zou eindigen en dat [appellante] ook betreffende haar verplichtingen uit de huurovereenkomst finale kwijting zou worden verleend, kan er zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet van worden uitgegaan dat [B] en [appellante] afspraken hebben gemaakt over de afwikkeling van de huurovereenkomst, en al helemaal niet dat partijen zijn overeengekomen dat de huurovereenkomst per 1 januari 2013 zou eindigen. [appellante] heeft haar stellingen dienaangaande, gelet op het door Chityuo gevoerde verweer, onvoldoende onderbouwd.
nieuwe griefte karakteriseren stelling is te laat - immers ruimschoots na de memorie van grieven - naar voren gebracht. Het hof zal de grief, nu niet valt in te zien dat deze niet in een eerder stadium van de procedure naar voren had kunnen worden gebracht, buiten beschouwing laten wegens strijd met de ‘in beginsel strakke regel’, dat grieven uiterlijk bij memorie van grieven (of waar het de geïntimeerde betreft bij memorie van antwoord) naar voren dienen te worden gebracht.
1 januari 2013 was geëindigd, aldus [appellante] .
een tweetal verholen grieven, tegen de beslissing betreffende de wettelijke rente en tegen de beslissing betreffende de buitengerechtelijke kosten. Chituyo maakt nu aanspraak op de contractuele rente, althans de wettelijke handelsrente, terwijl de kantonrechter de gewone wettelijke rente heeft toegewezen. De grief slaagt. Nu [appellante] de overeenkomst is aangegaan namens haar eenmanszaak en het de bedoeling was dat het gehuurde gebruikt zou worden ten behoeve van de exploitatie van een 'bed and breakfast, en derhalve niet voor privébewoning door [appellante] , is zij geen consument in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 93/13/EEG) en hoeft het hof niet ambtshalve te onderzoeken of de contractuele rente een oneerlijk beding is. De vordering tot vergoeding van de contractuele rente is dan ook toewijsbaar.
Grief 7 in het principaal appelslaagt dan ook.
2 punten X 50%, tarief III). Chituyo heeft wettelijke rente en nakosten gevorderd. Deze vorderingen zijn in de in het dictum te vermelden zin toewijsbaar.
- voor de procedure in eerste aanleg op € 542,79 aan verschotten en op € 300,- voor salaris
gemachtigde en
- voor de procedure in principaal appel op € 704,- aan verschotten en op € 1.264,- voor geliquideerd salaris van de advocaat,
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening.