ECLI:NL:GHARL:2016:9416

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
WAHV 200.164.820
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeren zonder parkeerschijf in combinatie met gehandicaptenparkeerkaart; beoordeling van administratieve sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 20 november 2014. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 90,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het parkeren van een motorvoertuig zonder parkeerschijf, terwijl de betrokkene gebruikmaakte van een gehandicaptenparkeerkaart. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de omschrijving van de gedraging en de feitcode gewijzigd. De betrokkene stelde dat de maximale parkeertijd van één uur niet van toepassing was, omdat zij gebruikmaakte van een gehandicaptenparkeerkaart. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en gegrondverklaring van het beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond bij een blauwe streep, waar een maximale parkeerduur van één uur gold. De op de parkeerschijf aangegeven aanvangstijd was echter reeds circa anderhalf uur overschreden ten tijde van de waarneming. Het hof heeft artikel 85, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) in overweging genomen, dat bepaalt dat bestuurders van motorvoertuigen met een geldige gehandicaptenparkeerkaart niet onderworpen zijn aan artikel 25 RVV 1990, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het hof oordeelde dat de betrokkene in dit geval een beroep op dit artikel toekwam, waardoor de sanctie niet kon worden opgelegd.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigd. Tevens is bepaald dat de door de betrokkene gestelde zekerheid aan haar wordt gerestitueerd. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de regels omtrent gehandicaptenparkeerplaatsen en de rechten van houders van gehandicaptenparkeerkaarten.

Uitspraak

WAHV 200.164.820
24 november 2016
CJIB 170968058
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 20 november 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard, de omschrijving van de gedraging en de feitcode in de inleidende beschikking gewijzigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “motorvoertuig zonder parkeerschijf achter voorruit waarop de begintijd is aangegeven parkeren bij blauwe streep” (feitcode R400aa), welke gedraging zou zijn verricht op 30 maart 2013 om 15:29 uur op de Trichtergrubbe te Valkenburg met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter de inleidende beschikking in zoverre gewijzigd, dat omschrijving en feitcode zijn komen te luiden: “als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl dat motorvoertuig is voorzien van een duidelijk zichtbare, achter de voorruit geplaatste parkeerschijf en de toegestane parkeertijd is verstreken” (R400ab).
3. De betrokkene heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat de maximale parkeertijd van één uur in dit geval niet van toepassing was, nu zij gebruikmaakte van een gehandicaptenparkeerkaart.
4. De advocaat-generaal concludeert in zijn verweerschrift tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter, gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende beschikking.
5. De onderhavige gedraging betreft een vermeende overtreding van artikel 25, tweede en derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze bepaling luidt als volgt:
2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.
3. Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Een parkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt.
6. Uit de stukken blijkt genoegzaam dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond bij een blauwe streep, dat ter plaatse een maximale parkeerduur van 1 uur gold en dat de op de parkeerschijf aangegeven aanvangstijd reeds circa anderhalf uur was overschreden ten tijde van de waarneming van de verbalisant.
7. Artikel 85, eerste lid, van het RVV 1990 luidt als volgt:
1. Op bestuurders van een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin op de door Onze Minister voorgeschreven wijze een geldige en behoorlijk leesbare gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht, zijn artikel 25 en, indien niet langer wordt geparkeerd dan drie uren, de artikelen 24, eerste lid, onderdeel e, 46 en 62, voor zover het betreft bord E1 van bijlage 1, niet van toepassing.
8. Bij de stukken bevindt zich een door de verbalisant gemaakte foto waaruit blijkt dat ten tijde van de gedraging een gehandicaptenparkeerkaart was geplaatst in het voertuig, zij het dat deze gedeeltelijk aan het zicht werd onttrokken door de parkeerschijf. Niettemin is het hof, gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, van oordeel dat in dit geval aan de betrokkene een beroep toekomt op artikel 85, eerste lid, van het RVV 1990. Artikel 25 van het RVV 1990 was daarom op de betrokkene niet van toepassing, zodat niet op grond van die bepaling een sanctie aan de betrokkene kon worden opgelegd. Het hof zal daarom beslissen als na te melden.
9. Niet gebleken is dat de betrokkene kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 21 augustus 2013, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 170968058 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.