ECLI:NL:GHARL:2016:9382

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
21-005077-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2016 het verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de raadsman van de verzoeker, mr. S. Fasseur, tijdens de terechtzitting op 2 november 2016. De verzoeker was van mening dat de raadsheren, met name de voorzitter mr. R. de Groot en mr. P.L.M. van Gorkom, niet onpartijdig waren. De gronden voor het wrakingsverzoek waren gebaseerd op de wijze van vragen stellen door de voorzitter en de jongste raadsheer, alsook de bejegening van de verdachte en diens raadsman. De raadsman stelde dat de houding van het hof de indruk wekte dat de cliënten al veroordeeld waren voordat zij hun zaak konden bepleiten, wat volgens hem duidde op vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend. Bij de beoordeling van de onpartijdigheid van de rechters is het uitgangspunt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling onpartijdig worden geacht, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de vraagstelling door de voorzitter en de jongste raadsheer indringend en confronterend was, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft ook aangegeven dat er geen geluidsopname was van de zitting van 2 november 2016, waardoor het verzoek om een weergave van de opname niet kon worden ingewilligd.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. G. Mintjes en de raadsheren mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.E. van Wees, en werd op 11 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Wrakingskamer

Parketnummer: 21-005077-12
Wrakingsnummer: W 200.202.888
Uitspraakdatum: 11 november 2016
Beslissinggewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan namens

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1959] ,
wonende te [woonplaats] .
De procedure
Ter terechtzitting van 2 november 2016 is namens verzoeker door mr. S. Fasseur, raadsman van verzoeker, om wraking verzocht van de raadsheren mrs. R. de Groot, J.M.J. Denie en P.L.M. van Gorkom. Deze raadsheren hebben niet in de wraking berust en hebben te kennen gegeven niet te willen worden gehoord.
De wrakingskamer heeft ter zitting van 7 november 2016 gehoord de verzoeker en diens raadsman, mr. D. Fasseur. De raadsman heeft desgevraagd laten weten dat het wrakingsverzoek niet is gericht tegen mr. J.M. J. Denie.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De gronden van het verzoek tot wraking
De gronden van het verzoek tot wraking behelzen, kort gezegd, de wijze van vragen stellen door de voorzitter (mr. De Groot) en mr. Van Gorkom en de bejegening door de voorzitter van zowel de verdachte als diens raadsman.
De raadsman stelt dat uit deze houding van het hof blijkt dat zijn cliënten al veroordeeld zijn voordat zij hun zaak kunnen bepleiten. Het werk van het Openbaar Ministerie en de politie wordt bij voorbaat voor waar en juist aangenomen, hetgeen volgens de raadsman duidt op vooringenomenheid, die kan worden omschreven als niet onpartijdig.
De raadsman heeft verzocht om, indien er een geluidsopname van de terechtzitting van 2 november 2016 is, daarvan een weergave te geven, omdat het proces-verbaal van die zitting volgens de raadsman geen juiste weergave is van wat er is gezegd.
Ontvankelijkheid
Uit artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden. Zoals hiervoor weergegeven is dit verzoek gedaan ter terechtzitting van 2 november 2016.
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Het hof zal aan het verzoek van de raadsman strekkende tot beluisteren en/dan wel uitwerking van de geluidsopname van de zitting van 2 november 2016 voorbijgaan, reeds omdat navraag bij de zittingsgriffier leerde dat er geen geluidsopname is gemaakt van hetgeen is besproken en voorgevallen op de bedoelde zitting. De wrakingskamer gaat uit van het opgemaakte proces-verbaal van de zitting, dat, overeenkomstig de wet, slechts een zakelijke weergave bevat van hetgeen er is besproken.
De wrakingskamer stelt – mede gelet op hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht – vast dat er op 2 november 2016 sprake was van een indringende, confronterende wijze van vraagstelling door de voorzitter en de jongste raadsheer en dat door hen conclusies zijn voorgehouden om aan verdachten een reactie te ontlokken. Daarbij is, nu het het verhoor van de verdachten betrof, de advocaat niet of nauwelijks in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is met deze handelwijze echter nog geen grens overschreden. Het gaat niet om zodanig handelen dat daardoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat dit door vooringenomenheid van de rechters is ingegeven, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Het wrakingsverzoek moet daarom worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof (wrakingskamer):
Wijst af het verzoek tot wraking van mr. R. de Groot en mr. P.L.M. van Gorkom. Aldus gewezen door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.E. van Wees, raadsheren,
J.R.M. Roetgerink, griffier.
en op 11 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.