Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de man,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 juni 2015;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 24 juli 2015;
- een journaalbericht van mr. Van Straten van 30 juli 2015, met de producties 18 tot en met 22, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van mr. De Witte van 6 november 2015 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van mr. Van Straten van 23 november 2015 met de producties 23 tot en met 26, ingekomen op 24 november 2015.
3.De vaststaande feiten
- [kind 1] (hierna “[kind 1]”), geboren op [geboortedatum] 2007, en
- [kind 2] (hierna “[kind 2]”), geboren op [geboortedatum] 2011,
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.Grief 1 faalt dus in zoverre.
Onder de gegeven omstandigheden en op basis van de stukken van het geding stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man over de periode van 21 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 vast op € 1.660,- per maand (zie bijlage I) en in 2015 op € 1.970,- per maand (zie bijlage II). Dit brengt de draagkracht van de man:
Nu het NBI van de vrouw in beide jaren lager is dan € 1.275,- (zie bijlagen III en IV), stelt het hof de draagkracht van de vrouw op de minimale bijdrage van € 25,- per kind per maand.
6.De beslissing
- met ingang van 21 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 € 70,46 per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal betalen, en
- vanaf 1 januari 2015 € 117,60 per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
9 februari 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.