ECLI:NL:GHARL:2016:9172

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
21-006116-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake mensensmokkel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van mensensmokkel, waarbij hij anderen behulpzaam was bij het verkrijgen van toegang tot Nederland. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De tenlastelegging werd verbeterd, waarbij het hof vaststelde dat de verdachte in de periode van 21 mei 2014 tot en met 12 juni 2014 twee personen vanuit Italië naar Nederland had gebracht, terwijl hij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte enkel uit humanitaire motieven had gehandeld. Het hof oordeelde dat de verdachte niet uit zijn land van herkomst, maar vanuit Italië had gehandeld, en dat hij de geldende procedures voor toelating had moeten volgen. De verdachte werd schuldig bevonden aan mensensmokkel en kreeg een gevangenisstraf van 124 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen justitiële contacten had en dat zijn handelen als een vriendendienst werd beschouwd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006116-15
Uitspraak d.d.: 18 november 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 oktober 2015 met parketnummer 18-930229-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de bewezen verklaarde pleegperiode, die verkort dient te worden in de periode van 21 mei 2014 tot en met
12 juni 2014. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.T. de Vaal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2014 tot en met 12 juni 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, een of meer anderen, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, of hun/hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] in een door verdachte bestuurde auto vanuit het buitenland naar Nederland gebracht en Nederland doen binnenkomen, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk was.
Het hof leest de woorden "vanuit het buitenland naar Nederland gebracht en Nederland doen binnenkomen", in de feitelijke omschrijving van het ten laste gelegde, verbeterd in "vanuit het buitenland binnen het grondgebied van Nederland gebracht en aldus Nederland doen binnenkomen". Hier is, gezien de in de tenlastelegging opgenomen pleegplaats, sprake van een kennelijke misslag. Door deze verbeterde lezing is verdachte niet in zijn rechtens te beschermen belang geschaad.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 21 mei 2014 tot en met 12 juni 2014 in Nederland, anderen, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, immers heeft verdachte die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] in een door verdachte bestuurde auto vanuit het buitenland binnen het grondgebied van Nederland gebracht en aldus Nederland doen binnenkomen, terwijl verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat - kort gezegd - de verdachte enkel heeft gehandeld uit humanitaire motieven. In dit verband heeft de raadsman gewezen op de slechte humanitaire situatie in Eritrea, het land van herkomst van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
In het midden latend of het enkele handelen uit humanitair oogpunt moet leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, stelt het hof vast dat verdachte [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet uit hun land van herkomst maar - nadat zij daar op eigen gelegenheid waren aangekomen - vanuit Italië, welk land als (veilig) land van eerste opvang kan gelden, binnen Nederland heeft gebracht. Niet valt in te zien dat dit vanuit humanitair oogpunt geboden was en niet de voor toelating van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] geldende procedures konden worden gevolgd.
Het verweer wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 21 mei 2014 tot en met 12 juni 2014 schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Hij heeft twee personen met een auto vanuit Italië opgehaald en binnen het grondgebied van Nederland gebracht zonder dat de voor toelating voorgeschreven procedures waren gevolgd. Verdachte heeft door zijn handelen er toe bijgedragen dat het overheidsbeleid met betrekking tot de bestrijding van wederrechtelijk verblijf in Nederland wordt ondergraven.
Het hof is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in beginsel oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 september 2016 blijkt dat verdachte zowel voor als na het plegen van de bewezen verklaarde feiten geen justitiële contacten heeft gehad.
Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich voor zijn handelen heeft laten betalen. Er is sprake geweest van een vriendendienst. Verdachte heeft verder werk en een gezin.
Gelet hierop zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf opleggen, die qua duur en vorm zodanig is, dat hij bij de tenuitvoerlegging van die straf met toepassing van het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op vrije voeten kan blijven en zijn werkzaamheden kan blijven verrichten. Daarnaast rechtvaardigt de ernst van de bewezen verklaarde feiten de oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Deze straffen waren ook door de rechtbank opgelegd in haar vonnis waarvan de advocaat-generaal bevestiging heeft gevorderd.
Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Het hof acht de feiten te ernstig om deze af te doen met een
geheelvoorwaardelijke straf, zoals door de raadsman verzocht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
124 (honderdvierentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 18 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Beswerda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.