ECLI:NL:GHARL:2016:9160

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
WAHV 200.164.291
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure na gedeeltelijke gegrondverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 9 januari 2015. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot € 165,-, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van de kosten.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter beoordeeld en vastgesteld dat de kantonrechter ten onrechte het verzoek om proceskostenvergoeding heeft afgewezen. Het hof oordeelt dat, nu de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, er aanleiding is om het verzoek om proceskostenvergoeding in te willigen. De kantonrechter heeft onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden en de situatie van de betrokkene.

Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, zowel voor de behandeling bij de officier van justitie, de kantonrechter als in hoger beroep. De totale kostenvergoeding is vastgesteld op € 612,50, die overgemaakt dient te worden op rekening van de gemachtigde. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd voor zover deze betrekking had op de proceskostenvergoeding en heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot betaling van de kosten.

Uitspraak

WAHV 200.164.291
16 november 2016
CJIB 162053502
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 9 januari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 165,-. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en, met wijziging van de beslissing van de officier van justitie, het sanctiebedrag gematigd tot € 165,- in verband met de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. De kantonrechter heeft de verzochte proceskostenvergoeding afgewezen.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend.
3. Ten aanzien van het verzoek van de gemachtigde om vergoeding van proceskosten, heeft de kantonrechter als volgt overwogen:
“Nu het beroep gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, moet het verzoek tot proceskostenvergoeding worden afgewezen.”
4. Het te dezen toepasselijke artikel 13a, eerste lid, eerste volzin, van de WAHV, voor zover hier van belang, bepaalt dat de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Dit brengt mee dat de kantonrechter een zekere beoordelingsruimte heeft bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre een verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding moet worden ingewilligd. Anderzijds kan niet uit het oog worden verloren dat de regeling van de proceskostenvergoeding is ingegeven door de gedachte dat indien een betrokkene proceskosten heeft moeten maken met het oog op het bij een administratieve beroepsinstantie of rechterlijke instantie aanvechten van een beslissing, en die aangevochten beslissing vervolgens -al dan niet ambtshalve- door die instantie geheel of gedeeltelijk ongedaan wordt gemaakt, het niet redelijk is om de proceskosten voor rekening van de betrokkene te laten blijven.
5. Nu het bedrag van de sanctie is gematigd, is de betrokkene (gedeeltelijk) in het gelijk gesteld door de kantonrechter. Als uitgangspunt heeft te gelden dat in een zodanig geval aanleiding bestaat voor inwilliging van het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding, gemaakt in de procedure bij de kantonrechter. Dat is slechts anders indien geoordeeld zou moeten worden dat er sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.
6. Een en ander brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding is afgewezen, niet in stand kan blijven. Het hof zal, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, bepalen dat aan de betrokkene een proceskostenvergoeding wordt toegekend voor de behandeling van het beroep bij de kantonrechter.
7. Voor de behandeling van het administratief beroep bij de officier van justitie moet eveneens een proceskostenvergoeding worden toegekend nu de beslissing van de kantonrechter erop neerkomt dat onvoldoende rekening gehouden is met de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden en de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert als bedoeld in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, WAHV. Aldus is de inleidende beschikking herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
8. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de officier van justitie en het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 490,- (=2 x € 490,- x 0,5).
9. Nu de betrokkene ook in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld, komt het verzoek om toekenning van een vergoeding voor de proceskosten gemaakt in hoger beroep eveneens voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde heeft in hoger beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van dit beroepschrift moet een punt worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak (de toekenning van proceskostenvergoeding) past het hof wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten van het hoger beroep tot een bedrag van € 122,50- (=1 x € 490,- x 0,25).
10. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen moet worden beslist als volgt.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van proceskosten is afgewezen;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, gemaakt in de fase van het beroep bij de officier van justitie, de kantonrechter en het hoger beroep, ter hoogte van € 612,50, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [gemachtigde] te [kantoorplaats] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.