Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.[de vader] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is verschenen mevrouw [C] en namens de raad voor de kinderbescherming (verder:
de raad) is mevrouw [D] verschenen. Tevens zijn verschenen de vader, vergezeld door parketpolitie, en de pleegouders van [de minderjarige1] . Mr. Van Eck heeft een pleitnotitie overgelegd.
3.De vaststaande feiten
29 december 2015 in een netwerkpleeggezin, bij een oom en tante van de vader.
4.De omvang van het geschil
27 mei 2016, voor zover deze ziet op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] . Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde
te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] af te wijzen, althans te beperken tot een periode van drie maanden onder de voorwaarde dat de gezinsvoogd formuleert onder welke voorwaarden [de minderjarige1] thuis geplaatst kan worden.
5.De motivering van de beslissing
de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met
de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van
de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
Dit is nog steeds niet gebeurd. Van de GI mag worden verwacht dat binnen een aanvaardbare termijn wordt beoordeeld welke mogelijkheden er zijn voor een thuis- of netwerkplaatsing, dan wel dienen de ouders, wanneer wordt afgezien van een traject dat is gericht op thuisplaatsing, hierover te worden geïnformeerd. Voor [de minderjarige1] is het belangrijk dat
hij weet waar hij zal opgroeien. Er dient op korte termijn duidelijkheid te komen over zijn toekomstperspectief. Het traject bij [F] dat in dit kader - reeds vorig jaar - zou plaatsvinden, is, wegens gebrek aan medewerking van de GI, nog steeds niet gestart.
De moeder krijgt niet de kans om te werken aan de voor thuisplaatsing van [de minderjarige1] (door de raad) gestelde doelen, terwijl gebleken is dat zij aan alle noodzakelijk geachte hulpverlening wenst mee te werken. Zo heeft zij haar medewerking verleend aan een persoonlijkheids-onderzoek, waaruit onder meer gebleken is dat er sprake is van een goede hechting tussen de moeder en [de minderjarige1] . Gelet op de medewerking die de moeder tot nu toe heeft getoond en de zeer hechte band tussen haar en [de minderjarige1] , alsmede het uitgebreide netwerk van de ouders
in aanmerking genomen, moet een terugplaatsing van [de minderjarige1] op korte termijn worden nagestreefd. De uitkomst in de strafprocedure van de vader dient niet te worden afgewacht.
Mocht het hof van oordeel zijn dat een thuisplaatsing niet tot de mogelijkheden behoort,
is ten gevolge van dit letsel [in] 2015 overleden. Blijkens een brief van de Districtsrecherche Groningen van 18 november 2015 luidt de conclusie van het voorlopige sectierapport dat "het overlijden van [de minderjarige2] vooralsnog wordt verklaard door verwikkelingen van ernstig hoofdtrauma, bij leven opgelopen door uitwendig mechanisch geweld op het hoofd zoals door hevig schudden, stomp (botsend) geweld of een combinatie daarvan kan ontstaan".
ten aanzien van de veiligheid van de opvoedingsomgeving bij de ouders af te wenden (grotendeels) niet zijn behaald. Ook is het perspectief van [de minderjarige1] nog steeds niet duidelijk.
zes maanden is verstreken. Het hof merkt hierbij op dat de aanvaardbare termijn in de onderhavige specifieke situatie enigermate ruimer zou kunnen worden gesteld, waarbij het hof in aanmerking neemt dat [de minderjarige1] zich in een netwerkpleegezin bevindt en er sprake is van een zeer uitgebreide zorgregeling met de moeder. De moeder is drie middagen per week in het netwerkpleeggezin bij [de minderjarige1] , onderneemt activiteiten met hem, eet 's avonds mee
en brengt [de minderjarige1] naar bed. De fase waarin het contact en de hechting tussen de moeder en [de minderjarige1] zo goed als mogelijk gewaarborgd wordt, duurt in dit geval langer dan gebruikelijk.
De GI heeft aangegeven dat een opname onder de huidige omstandigheden niet tot de mogelijkheden behoort, omdat [F] , indien beide ouders opvoedingsverantwoordelijkheid voor [de minderjarige1] willen nemen, als voorwaarde stelt dat beide ouders opgenomen worden.
Het hof acht het van belang dat er - in ieder geval vóórdat een nieuw verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de rechtbank wordt behandeld - duidelijkheid komt over de voorwaarden die [F] stelt aan een opname van de moeder, dan wel de ouders tezamen.