In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verduistering en witwassen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 43.500,00 toegewezen. Dit bedrag is gebaseerd op de financiële voordelen die de veroordeelde heeft genoten uit zijn strafbare feiten. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die op 12 juni 2015 had geoordeeld over de ontnemingsvordering. Tijdens de zitting op 27 oktober 2016 heeft het hof de zaak behandeld en de relevante bewijsstukken en verklaringen van de veroordeelde en zijn raadsman in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde een bedrag van € 27.000,00 had onttrokken aan de bankrekening van een slachtoffer, en daarnaast € 16.500,00 had verkregen uit de verkoop van een voertuig. Het hof heeft geconcludeerd dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel € 43.500,00 bedraagt en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.