ECLI:NL:GHARL:2016:8886
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg
- F.A.M. Bakker
- B.F.A. van der Krabben
- Rechtspraak.nl
Afwijzing beklag inzake beslissing officier van justitie over strafvervolging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een beklagprocedure van klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde. Klager had op 1 juli 2015 aangifte gedaan van poging tot doodslag of zware mishandeling door beklaagde, die op 8 juni 2015 in Utrecht zijn dienstwapen had getrokken en op klager had geschoten. De officier van justitie had in een brief van 27 november 2015 aan klager meegedeeld dat beklaagde niet verder strafrechtelijk zou worden vervolgd, omdat hij een geslaagd beroep op putatief noodweer toekwam.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal. Tijdens de behandeling in raadkamer waren klager, beklaagde en hun gemachtigden aanwezig. De advocaat-generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van het beklag. Het hof oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn beklag, maar dat de kans op een veroordeling van beklaagde door een strafrechter gering was, gezien het leerstuk van putatief noodweer. Het hof wees het beklag van klager af, oordelend dat de beslissing van de officier van justitie juist was.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in situaties waarin politieagenten hun vuurwapen gebruiken. Het hof concludeerde dat de omstandigheden waaronder beklaagde handelde, hem in redelijkheid de mogelijkheid gaven om aan te nemen dat er een dreiging van klager uitging, wat zijn handelen rechtvaardigde. De beslissing van het hof werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.