ECLI:NL:GHARL:2016:8883

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
21-004373-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit met inzet van drone

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1961 en wonende te Arnhem, was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 25 oktober 2016, waarbij de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand heeft geëist. De verdachte heeft het vonnis van de politierechter bestreden, onder andere door te stellen dat het opsporingsonderzoek onrechtmatig was, omdat de inzet van een drone zonder wettelijke grondslag zou zijn geschied. Het hof heeft echter geoordeeld dat de inzet van de drone, die was goedgekeurd door het College van Procureurs-Generaal, niet onrechtmatig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen, maar heeft niet bewezen geacht dat het telen van hennep betrekking had op een grote hoeveelheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 80 uren. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004373-15
Uitspraak d.d.: 8 november 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 24 juli 2015 met parketnummer 05-861614-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1961] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal inhoudende dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren te vervangen door zestig dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van een jaar.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. G.F. Schadd, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en tot een andere kwalificatie komt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 17 juni 2013 te Arnhem opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 360, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 360 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 17 juni 2013 te Arnhem, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs.

De raadsman heeft in zijn betoog aangevoerd dat de start van het opsporingsonderzoek onrechtmatig is geweest en dat er sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De aanleiding van het onderzoek is een waarneming geweest van een drone/onbemand vliegtuig van defensie “De Raven”. De inzet van de drone is geschied zonder dat hiervoor een toereikende wettelijke grondslag bestond en die grondslag is in alle gevallen wel vereist omdat de inzet van een drone inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van burgers. Het bewijs is rechtstreeks verkregen uit dit vormverzuim en bewijsuitsluiting dient te volgen. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman van verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
In een door de politie te Arnhem uitgevoerd offensief in de periode van 8 november 2012 tot en met 25 januari 2013 is een klein onbemand militair vliegtuig “De Raven” ingezet ter ondersteuning van de politie. De aanvraag voor militaire bijstand is gedaan door het bevoegd gezag, de officier van justitie, en is goedgekeurd door het College van Procureurs- Generaal.
Het uitgevoerde offensief was vooral gericht op bestrijding van straatroof, overvallen, woninginbraken en autokraken.
Door het gebruik van de warmtebeeldcamera’s zijn tevens panden zichtbaar geworden met opvallende warmte uitstraling. Op een aantal van deze locaties heeft vervolgonderzoek plaatsgevonden en is een hennepkwekerij aangetroffen. Dat was ook in het pand aan [adres] te Arnhem het geval.
Het hof verwerpt de algemene stelling van de raadsman dat iedere inzet van een drone een specifieke wettelijke grondslag behoeft. De inzet van drones kan immers op zeer verschillende manieren geschieden: met of zonder beeld- of warmtecamera, kort- of langdurig, wel of niet gericht op een bepaald object of persoon.
Het hof heeft te toetsen of de drone in dit concrete geval is ingezet op een wijze die een beperkte inbreuk heeft gemaakt op de grondrechten van burgers en niet zeer risicovol was voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. Die vraag beantwoordt het hof bevestigend. Het hof stelt vast dat de inzet van “De Raven” met toestemming van het college van Procureurs-Generaal is geschied en dat bij de inzet een camera is gebruikt waarmee geen personen zijn te identificeren en geen kentekenplaten kunnen worden gelezen. De drone heeft opnames gemaakt van wijken in Arnhem en zich niet op een specifiek object of persoon gericht. In het geval van verdachte is slechts een opvallende warmte-uitstraling van zijn woning geconstateerd. Onder deze concrete omstandigheden is naar het oordeel van het hof geen sprake van een onrechtmatig inzetten van een opsporingsmiddel.
Overigens heeft de politie op 23 maart 2013 zonder dat een drone is ingezet geconstateerd dat op het dak van de woning van verdachte geen sneeuw lag en op de omliggende woningen wel. De verdenking dat in de woning van verdachte mogelijk een hennepkwekerij was gevestigd is niet uitsluitend gebaseerd op de inzet van de drone.
Het hof verwerpt het verweer.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal acht het hof niet bewezen dat het telen van hennep betrekking had op een grote hoeveelheid als bedoeld in de strafverzwarende variant van de opiumwetgeving. Er is geen bewijs in het dossier dat verdachte op enig moment meer dan 200 planten tegelijk teelde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in
of omstreeksde periode van 1 december 2012 tot en met 17 juni 2013 te Arnhem opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 360, althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 360 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2:
hij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 december 2012 tot en met 17 juni 2013 te Arnhem, (
telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan Liander,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak,verbreking
en/of inklimming(door een of meer (ijk)zegel(s) en
/ofhet deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en
/ofverwijderen en
/of(vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde
, in elk geval buiten de meter om,te maken).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft bezig gehouden met hennepteelt. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs ernstige schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaan drugshandel en het gebruik van drugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft verdachte hieraan bijgedragen.
Daarnaast is de elektriciteitsaansluiting verbroken en buiten de meter om illegaal stroom afgenomen hetgeen brandgevaar op kan leveren en daarnaast een grote schadepost voor de elektriciteitsmaatschappij heeft veroorzaakt.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof, van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een (1) maand en een taakstraf voor de duur van tachtig uren, passend en geboden is.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het gegeven dat, anders dan de steller van de tenlastelegging beoogde, het hier niet gaat om een grote hoeveelheid hennep als bedoeld in de Opiumwetgeving. Bovendien is de berechting in eerste aanleg niet binnen de redelijke termijn geschied.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 8 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 8 november 2016.
Tegenwoordig:
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. G.W. Jansink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.