Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[de moeder] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
29 januari 2016. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te beslissen dat het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] wordt afgewezen.
5.De motivering van de beslissing
de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met
de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van
de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
3 februari 2016 tot 3 mei 2016 is voldaan aan de hiervoor, onder rechtsoverweging 5.3, genoemde criteria. Het hof is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe het volgende.