In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 9 maart 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene was beboet voor het parkeren bij een blauwe streep zonder een duidelijk zichtbare parkeerschijf. De gemachtigde van de betrokkene stelde in hoger beroep dat de kantonrechter niet had ingegaan op de beroepsgrond dat de betrokkene niet door de officier van justitie was gehoord, wat in strijd zou zijn met artikel 13, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Het hof oordeelde dat de kantonrechter deze beroepsgrond niet had behandeld, wat leidde tot de vernietiging van de beslissing van de kantonrechter.
Het hof heeft vervolgens de beslissing van de officier van justitie beoordeeld. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het niet zichtbaar hebben van een parkeerschijf bij een blauwe streep. De gemachtigde voerde aan dat er geen E10-bord was gepasseerd op de toegangsweg. Het hof oordeelde dat de verbalisant niet had aangetoond dat de betrokkene een bord E10 had gepasseerd, en concludeerde dat er geen parkeerschijfzone van kracht was op het Koningin Julianaplein. Hierdoor kon de inleidende beschikking niet in stand blijven.
Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de betrokkene in het gelijk gesteld. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.347,50. Dit arrest is gewezen door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.