ECLI:NL:GHARL:2016:8837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
WAHV 200.168.958
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Vlieger-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor parkeren bij blauwe streep zonder parkeerschijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 9 maart 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene was beboet voor het parkeren bij een blauwe streep zonder een duidelijk zichtbare parkeerschijf. De gemachtigde van de betrokkene stelde in hoger beroep dat de kantonrechter niet had ingegaan op de beroepsgrond dat de betrokkene niet door de officier van justitie was gehoord, wat in strijd zou zijn met artikel 13, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Het hof oordeelde dat de kantonrechter deze beroepsgrond niet had behandeld, wat leidde tot de vernietiging van de beslissing van de kantonrechter.

Het hof heeft vervolgens de beslissing van de officier van justitie beoordeeld. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het niet zichtbaar hebben van een parkeerschijf bij een blauwe streep. De gemachtigde voerde aan dat er geen E10-bord was gepasseerd op de toegangsweg. Het hof oordeelde dat de verbalisant niet had aangetoond dat de betrokkene een bord E10 had gepasseerd, en concludeerde dat er geen parkeerschijfzone van kracht was op het Koningin Julianaplein. Hierdoor kon de inleidende beschikking niet in stand blijven.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de betrokkene in het gelijk gesteld. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.347,50. Dit arrest is gewezen door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.168.958
4 november 2016
CJIB 172269666
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 9 maart 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Daarbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 oktober 2016. De gemachtigde is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen J.J. Lammers.

Beoordeling

De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter niet is ingegaan op de beroepsgrond dat de betrokkene niet door de officier van justitie is gehoord. De beslissing van de kantonrechter dient reeds om die reden te worden vernietigd.
Het hof stelt vast dat de kantonrechter in diens beslissing niet is ingegaan op deze beroepsgrond. Dit bezwaar is uitdrukkelijk naar voren gebracht in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie. Uit de beslissing van de kantonrechter valt niet af te leiden dat de kantonrechter - ook niet impliciet - op dit bezwaar is ingegaan. Dat brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter, nu deze in strijd is met artikel 13, derde lid, WAHV, vernietigd dient te worden. Het hof zal vervolgens doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
De gemachtigde voert in zijn beroepschrift bij de kantonrechter aan dat de betrokkene niet is gehoord door de officier van justitie, hoewel hij hier uitdrukkelijk om heeft verzocht. Derhalve is er gehandeld in strijd met artikel 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van de advocaat-generaal afstand genomen van hetgeen in het verweerschrift is opgenomen. Met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 7:16 Awb, zoals opgenomen in het administratief beroepschrift, is genoegzaam verzocht om te worden gehoord. De officier van justitie had niet van het horen mogen afzien.
5. Het hof acht dit -nader ingenomen- standpunt juist. Dit brengt mee dat de beslissing van de officier van justitie niet in stand kan blijven. Het hof zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing vernietigen.
6. Thans dient het hof het beroep tegen de inleidende beschikking te beoordelen.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “zonder duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf met de aangegeven begintijd van parkeren bij blauwe streep”, welke gedraging zou zijn verricht op 8 mei 2013 om 13.39 uur op het Koningin Julianaplein te Voorburg met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
8. De gemachtigde stelt dat er geen E10-bord stond op de toegangsweg waar de betrokkene langs is gereden. Ter onderbouwing hiervan heeft de gemachtigde een plattegrond met daarop de rijrichting van de betrokkene aangegeven en een foto van de situatie ter plaatse overgelegd.
9. De inleidende beschikking ziet op overtreding van artikel 25 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). , welke bepaling – voor zover hier relevant – als volgt luidt:
“1. Het is verboden in een parkeerschijf-zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.
3. Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Een parkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt."
10. Uit artikel 25, eerste lid, RVV 1990 volgt dat het parkeren bij een blauwe streep een uitzondering is op het verbod om in een parkeerschijfzone te parkeren. Het tweede lid en derde lid bepalen op welke wijze - aan de hand van een parkeerschijf met daarop aangegeven de begintijd van parkeren - daaraan dient te worden voldaan. Het hof is derhalve van oordeel dat bij het vaststellen van de onderhavige gedraging, het parkeren bij een blauwe streep zonder parkeerschijf waarop de begintijd is aangegeven, sprake moet zijn van een parkeerschijfzone, hetgeen wordt aangeduid met het verkeersbord E10.
11. Het ligt daarmee op de weg van de verbalisant -en in het verlengde daarvan de advocaat-generaal- om aan te tonen dat de betrokkene een bord E10 is gepasseerd op de toegangsweg naar het Prinses Julianaplein. Dat is niet gelukt. De gemachtigde heeft ter zitting door middel van foto's en een film genoegzaam de door de betrokkene gestelde gang van zaken - namelijk dat zij, rijdende over de Uhlenbeckstraat niet het bord E10 is gepasseerd- onderbouwd. Het bord E10 is zodanig geplaatst dat daaruit niet kan worden afgeleid dat dit ook zou moeten gelden voor de Uhlenbeckstraat waarover de betrokkene het Prinses Julianaplein heeft genaderd en het in het verlengde daarvan gelegen Prinses Julianaplein.
11. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat voor de betrokkene op het Koningin Julianaplein een parkeerschijfzone van kracht was. Dit brengt mee dat niet kan worden geoordeeld dat voor de betrokkene de verplichting gold om een parkeerschijf zichtbaar in het voertuig aanwezig te hebben. Gelet hierop kan de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Het hof zal die vernietigen. Dit brengt mee dat de overige bezwaren tegen de inleidende beschikking geen bespreking meer behoeven.
11. Nu de betrokkene in het gelijk wordt gesteld, bestaat er aanleiding voor vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de procedure bij de officier van justitie, de kantonrechter en in hoger beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van het beroepschrift gericht tegen de inleidende beschikking, het indienen van het beroepschrift gericht tegen de beslissing van de officier van justitie, het bijwonen van de zitting bij de kantonrechter, het indienen van het hoger beroepschrift, het indienen van een nadere toelichting en het bijwonen van de zitting van het hof. Ingevolge de Bijlage bij het toepasselijke Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan het indienen van de beroepschriften en het bijwonen van de zittingen 1 punt (elk) toegekend en voor de indiening van de nadere toelichting 0,5 punt. De waarde per punt bedraag € 490,- voor beroepschriften ingediend na 1 januari 2015. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Derhalve zal aan de betrokkene een vergoeding worden toegekend van € 1.347,50 (5,5 x € 490,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep, gericht tegen de beslissing van de officier van justitie, gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 4 september 2013;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij, onder CJIB-nummer 172269666, aan de betrokkene een sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene ter hoogte van € 1.347,50, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [gemachtigde] te [kantoorplaats] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.