Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Wijziging van eis
4.De vaststaande feiten
:
Op donderdag 18-04-2013 hebben wij ter plaatse, (..), de relatie van uw dakopbouw met de aangrenzende perceel beoordeeld.
"(..), Hierbij verklaart de
: "Telefonisch deelde ik u al mede dat er geen nieuwe constructieberekeningen vereist zijn. Ik begreep van mijn collega, (…), dat zij u ook al had gemaild dat vanuit de gemeente geen nieuwe constructieberekeningen meer zijn vereist. (…)"
In de nieuwe berekening is uitgegaan van een halfsteens metselwerk woning scheidende wand, de houten (vloeren) balklagen zoals toegepast in
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
6.Omvang van het hoger beroep
"(voorschot)"in de eis. Voor zover er in het hoger beroep vergoeding wordt gevorderd van hogere bedragen voor of van andere posten dan begrepen in de hiervoor genoemde schadebedragen, valt dit onder de niet toegestane vermeerdering van eis.
7.De beoordeling van de grieven en de vordering
Hersteladvies" opgemerkt.
"(…) Wat betreft de gemaakte constructieberekeningen is het raadzaam de werkelijke situatie en de oorspronkelijke situatie opnieuw constructief te berekenen. Met name de uitgangspunten zoals de toelaatbare belasting op fundering dient te worden bijgesteld met voorkeur zonder de veiligheidsmarge. Daarnaast dienen de belastingen van het eigen gewicht van de vloeren in de woning te worden bijgesteld naar een grotere belasting.(…)"[Z] heeft ter gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg verklaard
: "(…)Er is nooit een berekening gemaakt op basis van de feitelijke situatie. Ik heb geadviseerd om wel op knikgevaar te berekenen, omdat het een dun muurtje is. Met betrekking tot de fundering kan ik niet zeggen of de veiligheidsmarge is toegepast. Er is met aannames gewerkt, dus ik kan niet zeggen of dat juist is.".De noodzaak van het maken van nieuwe constructieberekeningen volgt hier niet uit, zeker niet in het licht van de door [geïntimeerde] overgelegde e-mails van de afdeling Bouwen en Wonen van de gemeente [gemeente] (rov. 4.7.) en 5 februari 2014 (rov. 4.14.) waarin wordt gesteld dat geen nieuwe constructieberekeningen zijn vereist in de wetenschap dat er sprake is van een halfsteensmuur. In hoger beroep heeft [appellant] nieuwe berekeningen laten maken en deze laten beoordelen. In die herberekeningen en het rapport wordt genoemd dat de balkenvloer te licht is uitgevoerd en op meer punten had moeten worden bevestigd en daarnaast dat de belasting op de fundering is overschreden. Dit brengt het hof tot het oordeel dat [appellant] de noodzaak van nieuwe berekeningen voldoende heeft aangetoond.
grieven 5 en 6richten zich tegen de toewijzing door de kantonrechter van een bedrag van € 2.000,- voor het wegnemen van de vochtschade. In de toelichting op die grieven heeft [appellant] aangevoerd dat de kantonrechter de gehele schadevordering had dienen toe te wijzen, omdat de vochtschade slechts te voorkomen is door de verwijdering van de dakopbouw en herstel van de oude toestand. Nu die vordering, als gevolg van het niet toestaan van de eiswijziging, niet aan het hof ter beoordeling voorligt kan dit niet ter onderbouwing dienen voor het toewijzen van een hoger schadebedrag. De grieven falen.