ECLI:NL:GHARL:2016:8713

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
200.197.271/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ingrijpende gevolgen

In deze zaak gaat het om de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [verzoekster], die op 28 oktober 2016 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld. De zaak is in hoger beroep gekomen na een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 9 juni 2016 een ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp had verleend. De raad voor de kinderbescherming had verzocht om deze machtiging, die noodzakelijk werd geacht vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [verzoekster]. Het hof heeft de procedure in hoger beroep op 13 oktober 2016 behandeld, waarbij [verzoekster] en haar advocaat, alsook vertegenwoordigers van de raad en de GI aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging gesloten jeugdhulp een ingrijpende maatregel is die alleen gerechtvaardigd is als minder verstrekkende maatregelen ontoereikend zijn. De raad en de GI stelden dat de maatregel noodzakelijk was tot 10 december 2016, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de noodzaak van de voortzetting van de maatregel. Het hof heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder [verzoekster] in de instelling verbleef, waaronder pesterijen en een gebrek aan adequate behandeling.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover het de machtiging gesloten jeugdhulp betreft vanaf 15 november 2016 en het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van die datum afgewezen. De beschikking van de kinderrechter is voor het overige bekrachtigd. Het hof benadrukt dat van de overheid een actieve houding mag worden verwacht, gezien de belangen van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.197.271/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle: -187263)
beschikking van 28 oktober 2016
inzake
[verzoekster],
verblijvende in een voorziening voor gesloten jeugdhulp,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. P.L. Hellinga te Zwolle,
en
de raad voor de kinderbescherming regio Overijssel,
kantoorhoudend te Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder] en [de stiefvader],
wonende te [A] ,
verder te noemen: de moeder en de stiefvader van [verzoekster] ,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
kantoorhoudend te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Lelystad, van 9 juni 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 17 augustus 2016;
- het verweerschrift met productie(s), ingekomen op 7 september 2016;
- een journaalbericht van mr. Hellinga van 21 september 2016 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 oktober 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoekster] en haar advocaat, namens de raad de heer [B] en namens de GI mevrouw [C] (jeugdbeschermer/gezinsvoogd). Ook is haar moeder verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het ouderlijk gezag over [verzoekster] , geboren te [D] [in] 2001, wordt uitgeoefend door de moeder. De heer [de stiefvader] is de juridische vader van [verzoekster] .
3.2
De raad heeft op 2 juni 2016 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Overijssel strekkende tot ondertoezichtstelling van [verzoekster] voor de duur van twaalf maanden en verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] voor de duur van zes maanden.
3.3
Op 9 juni 2016 heeft de kinderrechter het verzoek ter zitting behandeld.
3.4
In de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de ondertoezichtstelling van [verzoekster] uitgesproken tot 9 juni 2017 en is voorts machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoekster] in een voorziening voor gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 10 juni 2016 tot uiterlijk 10 december 2016.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de machtiging gesloten jeugdhulp betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende het verzoek van raad af te wijzen, althans de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp te beperken tot een zo kort mogelijke periode.
4.2
De raad verzoekt het hof om het door [verzoekster] ingestelde beroep te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoekster] , ondanks haar minderjarigheid, bevoegd om in hoger beroep te komen met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp, geldig van 10 juni 2016 tot 10 december 2016.
5.2
Een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan alleen worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp dient voorts aan een aantal in de wet omschreven formele eisen te voldoen waaronder, voor zover van belang, dat de minderjarige onder toezicht staat (artikel 6.1.2 lid 3 onder a Jw), dat het bevoegd gezag heeft verklaard dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is en het de instemming heeft van een gekwalificeerde gedragswetenschapper (lid 5 en lid 6 van voormeld artikel). In het onderhavige geval is niet in geschil dat aan de formele voorwaarden is voldaan. Tot de stukken behoren in dit verband een verleningsbesluit gedateerd 19 april 2016 ondertekend door de Burgemeester van de Gemeente Kampen en een instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper drs. [E] van 2 juni 2016, als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 5 en lid 7 Jw en artikel 1:265b lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.4
Het hoger beroep van [verzoekster] strekt tot betoog dat de maatregel van gesloten jeugdhulp dient te worden beëindigd, dan wel in duur dient te worden verkort, omdat de maatregel niet langer noodzakelijk is en ook overigens onvoldoende voortvarend wordt gewerkt aan vervolgstappen. Door en namens [verzoekster] is dat in het beroepschrift en ter zitting uitgebreid toegelicht aan de hand van een schets van de voorgeschiedenis en huidige situatie van [verzoekster] .
5.5
Het hof overweegt dat een machtiging gesloten jeugdhulp een verstrekkende maatregel is met een vrijheidsbenemend karakter, die alleen dan gerechtvaardigd is indien en voor zover een minder verstrekkende maatregel ontoereikend is. In het onderhavige geval staat vast dat al enige tijd toegewerkt wordt naar een thuisplaatsing van [verzoekster] bij de ouders. Daartoe zijn onder meer de bezoeken van [verzoekster] aan de ouders thuis uitgebreid en de ouders gaan wekelijks naar een cursus waarin zij handvatten krijgen aangereikt om met moeilijke situaties om te gaan. Door de moeder is in dit verband ter zitting toegelicht dat zij heel blij is dat zij nu, in haar beleving eindelijk, de juiste hulp krijgt gericht op de terugkeer van [verzoekster] en ondersteuning van de opvoeding in de thuissituatie. Zowel de moeder als [verzoekster] hebben verder ter zitting onder meer naar voren gebracht dat [verzoekster] in positieve zin is veranderd. Zij kan nu beter haar emoties beheersen en gezag accepteren. Het hof heeft ook de indruk gekregen ter zitting dat [verzoekster] verstandiger is geworden. Tevens heeft [verzoekster] onbetwist gesteld dat haar therapeute de EMDR therapie niet nodig vond na enige (intake)gesprekken.
5.6
De raad en de GI hebben zich op het standpunt gesteld dat voor de terugkeer van [verzoekster] naar de ouders noodzakelijk is dat de maatregel in stand blijft tot 10 december 2016 omdat tijd nodig is om dingen te regelen, zoals de aanmelding en acceptatie van [verzoekster] op een nieuwe school. Het hof stelt vast dat het niet beschikt over stukken waaruit blijkt welke stappen zijn gezet in het kader van het toewerken naar de thuisplaatsing van [verzoekster] en wanneer, welke hindernissen nog moeten worden genomen en binnen welke termijn is te verwachten dat een en ander is geregeld. Ook ter zitting is daarover noch van de zijde van de raad, noch van de zijde van de GI duidelijkheid verschaft na vragen van het hof. Het hof laat een en ander voor rekening en risico van de raad vanwege de stringente eisen die aan een vrijheidsbeneming als de onderhavige en de rechterlijke toetsing daarvan dienen te worden gesteld, voortvloeiend onder meer uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (te raadplegen op onder meer: www.overheid.nl) en de artikelen 5, 6, 8 en 13 EVRM. Van de overheid wordt in dit verband een actieve houding te worden verwacht gelet op de belangen van de minderjarige.
5.7
Het hof neemt verder in aanmerking dat door [verzoekster] onbetwist naar voren is gebracht dat zij het erg moeilijk heeft in de instelling waar zij verblijft. Zij wordt dagelijkse gepest door groepsleden (verbaal en fysiek) en ondanks dat er wel reden is voor uitbreiding van de contactmomenten tussen [verzoekster] en haar ouders (zoals ook de behoefte van [verzoekster] aan liefde en omgang met haar familie) en zoals ook door de gedragswetenschapper is geadviseerd, zijn daar binnen de instelling geen mogelijkheden voor omdat het de instelling aan capaciteit ontbreekt. Voorts is niet gebleken dat met uitzondering van het functioneren binnen een dagritme enige vorm van behandeling dan wel noodzakelijke observatie of diagnostiek van [verzoekster] plaatsvindt. De stukken lezende ontstaat de indruk dat [verzoekster] inmiddels alleen nog in de gesloten setting geplaatst is omdat er geen andere geschikte plek voor haar is op dit moment. Dat is op zichzelf echter geen geldige reden voor vrijheidsbeneming van een minderjarige.
5.8
Gelet op het ingrijpende karakter van de maatregel is een en ander naar het oordeel van het hof onaanvaardbaar gelet op het belang van de minderjarige [verzoekster] . Het hof zal de maatregel evenwel in het belang van [verzoekster] eerst per 15 november 2016 beëindigen ten einde een verantwoorde thuisplaatsing vorm te geven. De moeder heeft in dit verband aangegeven dat zij en de stiefvader van [verzoekster] op 26 oktober 2016 de laatste cursusdag hebben. Het hof gaat er bij gebrek aan andersluidende gegevens van uit dat ook de andere praktische zaken binnen die termijn geregeld moeten kunnen zijn.

6.6. De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Lelystad, van 9 juni 2016 voor zover het de machtiging gesloten jeugdhulp van voornoemde minderjarige [verzoekster] betreft over de periode vanaf 15 november 2016;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 15 november 2016 af;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, M.P. den Hollander en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. A.T. Harkema als griffier, en is op 28 oktober 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.