Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [plaatsnaam] ,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: [verzoekster] ,
,
gevestigd te [plaatsnaam] ,
in eerste aanleg: verweerster,
1.1. Het geding in eerste aanleg
27 november 2015 die de kantonrechter (rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift van [verzoekster] tevens vermeerdering van verzoek met de stukken van de eerste aanleg (waaronder begrepen de pleitnotities van de advocaten van beide partijen) en de nieuwe producties VII 30 tot en met VII 35 in hoger beroep, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 februari 2016;
- het verweerschrift in hoger beroep, tevens houdende incidenteel hoger beroep van [verweerster] met de producties 1 tot en met 11;
- de reactie op verweerschrift in het principaal hoger beroep, tevens akte vermindering van verzoek in het principaal hoger beroep, tevens verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van [verzoekster] met de producties VII 36 tot en met VII 38;
- het faxbericht van 17/18 mei 2016 van mr. Buisman namens [verzoekster] met productie VII 39;
- de brief van 6 september 2016 van mr. Buisman namens [verzoekster] met de producties VII 40 tot en met VII 54;
12 tot en met 17;
- de op 16 september 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
1. [verweerster] zal veroordelen aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van
€ 77.717,- bruto, althans een bedrag (hoger dan € 5.000,- bruto) dat het hof redelijk en billijk zal vinden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening;
2. [verweerster] zal veroordelen vanwege ernstig verwijtbaar handelen op grond van artikel 6:162 lid 2 BW als billijke vergoeding (op grond van het gevolgschadecriterium, voor het toerekenbaar schade berokkenen aan [verzoekster] ), aan [verzoekster] de kosten van (juridische) bijstand door [persoon 1] ad € 20.230,- exclusief 21% BTW en van haar advocaat mr. P.L.G. Buisman ad € 20.160,- exclusief 21% BTW te betalen, althans een bedrag dat het hof redelijk en billijk zal vinden op genoemde gronden, dan wel op andere door het hof aanwezig bevonden gronden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening;
3. [verweerster] zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep;
4. al het verzochte uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
3.De vaststaande feiten
€ 2.442, - bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
[datum] bevallen van een kind en genoot op dat moment nog bevallingsverlof.
geeft aan dat het fijn is dat [verzoekster] op korte termijn kon komen. Op 24 november jl. was [verzoekster] meegekomen met collega [collega 1] . In de gang heeft [verzoekster] aangegeven naar [regiodirecteur] (directeur [verweerster] ) dat ze net zo ver in de problemen zat als [collega 1] . Tevens heeft ze een gesprek met [gedragswetenschapper] (gedragswetenschapper binnen [verweerster] ) gehad.
“Datum laatste ziekmelding (exclusief keten): 21-11-2014(…)Op 8 december 2014 heeft [verzoekster] mijn spreekuur bezocht.Op basis van mijn bevindingen acht ik [verzoekster] volledig arbeidsgeschikt per 1 januari 2015.
“Mijn algemene overwegingen – zowel procedureel als inhoudelijk – zijn de volgende:1.Ik mis in de kop van het verslag wat de reden is van het gesprek en welke status het gesprek heeft. Dit maakt onduidelijk wat de exacte bedoeling is van het gesprek en kan willekeurig worden bepaalt wat er met de inhoud van het gesprek gebeurt.(…)3.Er is geen duidelijke reden en/of argumentatie gegeven waarom ik een gesprek met zowel u als [P&O adviseur] moet hebben inzake de gebeurtenissen rondom [collega 1] . Er wordt in het verslag melding gemaakt van mijn opmerking (citaat): “ In de gang bij [verweerster] heeft [verzoekster] aangegeven naar [regiodirecteur] (directeur [verweerster] ) dat ze net zo ver in de problemen zat als [collega 1] .” (Einde citaat.) maar niet duidelijk is of dit de aanleiding is voor het gesprek.
“Ten aanzien van jouw “algemene overwegingen” merk ik op dat mijns inziens uit het gespreksverslag zelf voldoende duidelijk blijkt wat de reden is voor het gesprek, namelijk om naar aanleiding van jouw opmerking tegen [regiodirecteur] , dat jij net zover in de problemen zit als [collega 1] , daarover geïnformeerd te worden. [verweerster] is van oordeel dat zij als goed werkgever gehouden is om, indien een medewerker een dergelijk signaal afgeeft, daarover met de medewerker (jij dus, in dit geval) het gesprek aan te gaan.
“Op 12 januari 2015 heeft [verzoekster] mijn spreekuur bezocht.Op basis van mijn bevindingen acht ik [verzoekster] niet in staat haar eigen functie of andere, aangepaste, werkzaamheden uit te voeren.De beperkingen van uw medewerkster liggen op het gebied van spanningsklachten, slaapstoornissen, angstklachten, verminderde stemming en verminderde emotionele stabiliteit. Betrokkene heeft adequate hulp ingeschakeld bij een psycholoog en ik adviseer om dit te continueren. Medische informatie zal worden opgevraagd.
“1.1. Eerste arbeidsongeschiktheidsdagDatum: 21 november 2014(…)2.1 conclusieVerwachte verzuimduur: 3-4 maanden(…)Omschrijving beperking: beperkingen als gevolg van spanningsklachten, slaapstoornissen, angstklachten, verminderde stemming en verminderde emotionele stabiliteit.Prognose: Goed”
“Volgens [persoon 3] van de Raad van Bestuur van de zorginstelling in [plaatsnaam] is sprake van een uiterst vervelende situatie, maar zij wil verder niet ingaan op details.”Tenslotte is op 2 februari 2015 om 17:47 uur op de site van [nieuwszender] een bericht verschenen (productie 17 verzoekschrift in eerste aanleg [verzoekster] ) met als kop “Nog een schorsing in ontuchtzaak [verweerster] [plaatsnaam] ”, waarin onder andere het volgende is vermeld:
“Onderwerp: verzoek statement directie [verweerster] nav aangifte ontucht
“N.a.v. de vragen die net telefonisch gesteld zijn de volgende reactie:In het kader van privacy medewerkers geeft [verweerster] geen commentaar op de door u gestelde vraag.”3.18 In een daarop volgende (replied) e-mail van 2 februari 2015 om 15.41 uur (productie 8 verweerschrift in hoger beroep [verweerster] ) van [verslaggever] aan [communicatieadviseur] is onder andere het volgende vermeld:
“Uit onderstaand antwoord maak ik op dat de door mij aangedragen nieuwe informatie NIET wordt ontkend.Derhalve gaan wij tot publicatie over..
“Ik wil toch nog even een reactie geven:In het kader van dit onderzoek zijn er geen andere medewerkers op non-actief gesteld.
“Deze week heeft de berichtgeving in de media, mijn herstel behoorlijk belemmerd en zelfs voor enige achteruitgang gezorgd. Op [nieuwszender] wordt bericht (citaat): “Nog een schorsing in ontuchtszaak [verweerster] [plaatsnaam] ” (Einde citaat.)
“Subject: reactie mail d.d. 6 februari j.l.(…)Van de inhoud van je mail heb ik kennis genomen. Ik kan me voorstellen dat de berichtgeving afgelopen week in de media een grote impact heeft op jou en je privéleven.Ook namens de directeur van [bedrijf] wil ik je laten weten dat we het zeer betreuren dat [nieuwszender] op haar site berichtgeving over een schorsing naar buiten heeft gebracht. [verweerster] heeft [nieuwszender] schriftelijk per mail en telefonisch op de onjuistheden gewezen.”3.22 In een Plan van Aanpak van [verweerster] van 10 februari 2015 (productie 8 bij brief van 27 oktober 2015 van [verweerster] aan de kantonrechter) is onder andere het volgende vermeld:
“De probleemanalyse is opgesteld door de bedrijfsarts en door [verzoekster] ontvangen. In de probleemanalyse is de verwachte verzuimduur opgenomen van drie tot vier maanden na de eerste ziektedag van 21-11-2014. Dit zou uiterlijk eind maart 2015 zijn. [verzoekster] heeft een andere mening dan de bedrijfsarts en heeft op 28 januari 2015 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Het is niet bekend wanneer het deskundigenoordeel van het UWV ontvangen zal worden. Het UWV wint informatie in bij de bedrijfsarts en neemt deze week telefonisch contact op met [verzoekster] .Het einddoel van de re-integratie is volledige hervatting in de eigen functie. Wanner actieve re-integratie mogelijk is zullen concrete afspraken gemaakt worden over de wijze waarop met tijdspad. [verzoekster] geeft aan nu niet in staat te zijn werkzaamheden te verrichten. Ze zit in het voortraject voor EMDR. Middels gespreksvoering en EMDR vindt de behandeling plaats. Ze is aangemeld voor een lang traject, de verwachte duur is niet verteld aan [verzoekster] . Na berichtgeving in de media heeft [verzoekster] slaapmedicatie gekregen via haar huisarts.[teamleider] vindt dat - vanuit goed werkgeverschap en de verantwoordelijkheid van [verweerster] in deze – de berichtgeving in de media met [verzoekster] besproken zou moeten worden. Hij kan zich voorstellen dat dit grote impact heeft op [verzoekster] . [verzoekster] heeft duidelijk aangegeven dit niet te willen en zich tijdens dit gesprek te willen richten op het opstellen van het plan van aanpak en geen andere onderwerpen te kunnen bespreken.
“Op 11 februari 2015 heeft [verzoekster] mijn spreekuur bezocht.Met uw medewerkster heb ik uitgebreid gesproken over haar toestand, haar klachten en haar functionele beperkingen als ook over de terugkoppeling van [bedrijfsarts] van het spreekuur van 12 januari en over de aanvraag van een deskundigen oordeel.
“
Op 2 februari 2015 heeft u een artikel geplaatst op [nieuwszender] (…) waarin onjuistheden staan. Hierover is door een medewerker van [verweerster] – naar mij toe – aangegeven dat zij [nieuwszender] te kennen hebben gegeven dat dit artikel onjuist is en dat er niemand op non-actief is gesteld.
“N.a.v. onze publicatie omtrent [verweerster] is mij niets bekend dat iemand van [verweerster] contact met [nieuwszender] heeft gehad en kenbaar heeft gemaakt dat geen sprake is van een 2e persoon die op non-actief is gesteld.”
“In uw brief van 12 februari jl., (…) verzoekt u ons u nader te informeren over een door u ontvangen signaal over [medewerker] van [verweerster] , die mogelijk betrokken is (geweest) bij seksueel misbruik (…) in de zomer van 2014 (…)”
“Op 26 februari 2015 heeft [verzoekster] mijn spreekuur bezocht.Er is op in de afgelopen weken geen verbetering opgetreden in de toestand van uw medewerkster. Uw medewerkster heeft naar vermogen gewerkt aan de opdrachten die ik haar bij het vorige spreekuur heb meegegeven. De opdracht om zich stapsgewijs voor te bereiden op een gesprek met werkgever bleek echter nog te belastend voor uw medewerkster; hieraan heeft zij nog niet goed invulling kunnen geven.Ik heb een nieuwe afspraak gepland op 13 maart in [plaatsnaam] . Met uw medewerkster heb ik besproken hoe zij de komende twee weken het beste kan toewerken naar een gesprek met werkgever. Tot het volgende spreekuurcontact verwacht ik nog geen reële mogelijkheden voor enige vorm van werkhervatting in eigen of in ander, aangepast werk.
“In december 2014 heeft [verzoekster] (…) zich aangemeld in onze praktijk voor behandeling, na doorverwijzing door de huisarts op basis van vermoeden van PTSS. Zij gaf toestemming om inlichtingen te geven en dit verslag is met haar doorgenomen.
“Op 13 maart 2015 heeft [verzoekster] mijn spreekuur bezocht.
“ [teamleider] vraagt hoe de behandeling verloopt bij [verzoekster] . (…) [verzoekster] geeft aan op zeker vlak wel stappen gezet te hebben. (…) [verzoekster] geeft aan gevaar te lopen richting [collega 1] . Hij is bedreigend geweest richting [verzoekster] . [verzoekster] is [collega 1] tegen gekomen op de parkeerplaats bij haar behandelaar. Er zijn nu afspraken gemaakt dat dit niet meer kan gebeuren.
geeft aan in de terugkoppeling van de bedrijfsarts zaken te missen. De bedrijfsarts heeft informatie van de psycholoog opgevraagd en ontvangen. [persoon 1] vindt dat er tekort door de bocht wordt gegaan door de bedrijfsarts. (…) [persoon 1] is van mening dat de bedrijfsarts de informatie van de psycholoog niet meeneemt. De psycholoog geeft feitelijk aan dat [verzoekster] rust nodig heeft alvorens ze in staat is om gesprekken aan te gaan.(…)[persoon 1] geeft aan dat in het plan van aanpak feitelijke onjuistheden en conclusies staan. Hier komen [verzoekster] en [persoon 1] volgende week schriftelijk nog op terug.(…)[persoon 1] geeft aan dat de opdrachten van de bedrijfsarts belastend hebben gewerkt voor [verzoekster] en de feitelijke behandeling van de psycholoog in de weg staan. Mediation is te vroeg volgens [persoon 1] . Dit staat haaks op het advies van de psycholoog.[teamleider] geeft aan dat het advies van de bedrijfsarts leidend is voor [verweerster] . Dit zal met de bedrijfsarts worden besproken. Als het advies ongewijzigd blijft, is deze leidend en kan [verzoekster] een deskundigenoordeel aanvragen.[bedrijfsarts 2] is de bedrijfsarts die [verzoekster] begeleidt.”
“Op 8 april 2015 heeft [verzoekster] mijn spreekuur bezocht.In de afgelopen weken was er sprake van een sterk wisselend verloop van de klachten van [verzoekster] ; deze wisselingen werden voornamelijk bepaald door bijkomende, externe, belastende factoren. Hoewel uw medewerkster emotioneel nog erg instabiel is en beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren werkhervatting nu nog niet goed mogelijk maken verwacht ik dat binnen afzienbare tijd wel weer een vorm van werkhervatting mogelijk zal worden, te beginnen in aangepaste, ondersteunende werkzaamheden en werkomstandigheden (zonder cliëntcontacten).
“Op 26 februari 2015 ontving de Inspectie voor de Gezondheidszorg (…) uw rapportage over een vermoeden van seksueel misbruik van een cliënt van [verweerster] door een medewerker. (…)Zowel uit het taxatiegesprek met cliënt als uit het gesprek met de betrokken medewerker en de ouders komt niet naar voren dat er sprake is geweest van seksueel misbruik. Wel is naar aanleiding van deze situatie een berisping gegeven aan de medewerker en een traject ingezet met als aandachtspunt professionele afstand/nabijheid.”
“ [verzoekster] heeft nog het plan van aanpak en evaluaties nog niet getekend. Dit zal ze zo spoedig mogelijk doen.
“Op 20 mei 2015 heeft [verzoekster] mijn spreekuur bezocht.
“Betreft: sluiten meldingOp 3 maart 2015 ontving de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: de inspectie) uw brief met rapportage van het onderzoek naar een vermoeden van seksueel misbruik van uw cliënte (…), door een medewerker van [verweerster] . Met excuses voor de opgetreden vertraging reageer ik hierbij op de rapportage. De onderzoekscommissie heeft een analyse gemaakt met behulp van de Bow-Tie methode en gaat daarbij in op de onderwerpen ‘signalen’, ‘kwetsbaarheid van cliënt en haar systeem en de verwijdering tussen betrokken’, ‘gedragsregels’ en ‘professionaliteit medewerkers’.
“het klopt inderdaad wat de contactpersoon aan jullie heeft doorgegeven.
“Uit m’n aantekeningen van maandag 2 februari 2015Collega (…) van de Twentsche courant Tubantia schrijft tijdens z’n weekenddienst een artikel over de schorsing van medewerker [verweerster] .
“- Ik heb de bijgevoegde mail (hof: de onder 3.19 geciteerde (replied) e-mail van 2 februari 2015 om 16.05 uur van [communicatieadviseur] aan [verslaggever] ) destijds niet ontvangen.- Aanvankelijk wilde [verweerster] geen interview geven. Na de afspraak dat alleen het summiere persbericht zou worden geciteerd door [bestuursvoorzitter] , heeft er rond 13.00 uur ’s middags een kort TV-interview plaatsgehad.- Door bestuursvoorzitter noch iemand anders is mij te verstaan gegeven dat informatie niet klopte.- Ik weet dat ik in de middag ben gebeld (tijdstip kwijt) van binnenuit [verweerster] die meldde dat er sprake was van een 2e persoon die op non actief zou staan…
4.4. Het verzoek in eerste aanleg en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
5.3 Aangezien het hof in de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.49 zelf de voor de beoordeling van het geschil relevante feiten heeft vastgesteld, behoeft grief 2 in het principaal hoger beroep van [verzoekster] en behoeven de grieven I tot en met VI van [verweerster] in het incidenteel hoger beroep niet meer te worden behandeld. Ook grief 6 in het principaal hoger beroep van [verzoekster] behoeft niet meer te worden behandeld, aangezien [verzoekster] haar uit die grief voortvloeiende verzoek in (het petitum onder 2 van) haar hoger beroepschrift heeft ingetrokken.
Memorie van Toelichting Kamerstukken II 2013/2014 33818 nr 3, pag. 32 en 34) volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, waarbij ter verduidelijking een aantal voorbeelden is genoemd:
•als er als gevolg van laakbaar gedrag van de werkgever een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan (bijvoorbeeld als gevolg van het niet willen ingaan op avances zijnerzijds) en de rechter concludeert dat er geen andere optie is dan ontslag;
- [verweerster] heeft geen adequate maatregelen genomen tegen [collega 1] ;
- [verweerster] heeft geen afdoende maatregelen genomen tegen [collega 2] (naakt douchen met pupil);
- [verweerster] heeft [verzoekster] ondanks geconstateerde PTSS gepusht om weer aan het werk te gaan en daarbij gedreigd met een loonstop;
- [verweerster] heeft de bedrijfsarts ingezet voor fact finding inzake de gebeurtenissen;
- [verweerster] heeft het verwijt van het hele gebeuren (hof: bedoeld is de kwestie [collega 1] ) ten onrechte bij [verzoekster] gelegd;
- [verweerster] heeft [verzoekster] tijdens haar genezingsproces niet met rust gelaten;
- [verweerster] heeft [verzoekster] in het vooruitzicht gesteld dat zij moest werken met een “foute” collega ( [collega 2] ) met de mededeling dat zij op een correcte manier met disfunctionerende collega’s moet omgaan;
- de wijze waarop [verweerster] in de arbeidsrelatie met [verzoekster] is omgegaan met en heeft gereageerd op de kwestie [collega 1] . Daarbij gaat het niet alleen om het seksuele misbruik van [collega 1] met de meerderjarige zus van zijn pupil en met de pupil zelf zoals dat in november 2014 aan het licht is gekomen, maar speelt ook het verjaardagsbezoek van [collega 1] en zijn gezin en de pupil van [collega 1] bij [verzoekster] op 25 mei 2014 een rol;
- de wijze waarop [verweerster] haar re-integratieverplichtingen is nagekomen.
6.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, zij die stukken bij schriftelijk bericht op 25 november 2016 in het geding dient te brengen;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven door middel van een schriftelijk bericht op 11 november 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;