ECLI:NL:GHARL:2016:8643

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
200.183.743
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderalimentatie in het kader van schuldbemiddeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het hoger beroep, had een verzoek ingediend om de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, [kind1], te herzien. De man, verweerder in het hoger beroep, was sinds 28 augustus 2014 toegelaten tot schuldbemiddeling en had zijn bijdrage in de kinderalimentatie op nihil laten stellen. De rechtbank Gelderland had in de bestreden beschikking de bijdrage van de man vastgesteld op nihil, wat de vrouw betwistte.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2016 is gebleken dat de man en de vrouw beide in schuldbemiddeling verkeerden en dat de man onvoldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om bij te dragen aan de kosten van hun kind. Het hof constateerde dat de behoefte van [kind1] € 428,60 per maand bedraagt, maar dat de man door zijn schulden en de schuldbemiddeling niet in staat was om een bijdrage te leveren. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en benadrukt dat de draagkracht van partijen opnieuw moet worden berekend op basis van recente gegevens.

Het hof heeft ook opgemerkt dat de opstelling van de schuldbemiddelingsinstantie, [bank1], te betreuren valt, omdat deze de vrouw had geadviseerd om hoger beroep in te stellen, wat onnodig was en leidde tot een juridische procedure die geen redelijk doel diende. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure betrekking had op de bijdrage aan hun kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.183.743
(zaaknummer rechtbank Gelderland 289772)
beschikking van 27 oktober 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [plaats1] , gemeente [gemeente1] ,
verzoekster in het hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Janse te [plaats2] ,
en
Alexander Patty,
wonende te [plaats1] , gemeente [gemeente1] ,
verweerder in het hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. T. Karasu te [plaats2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 oktober 2015 (verder: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1-4, ingekomen op 14 januari 2016;
- het verweerschrift met producties 1-3, ingekomen op 17 maart 2016;
- een journaalbericht van mr. Janse met als bijlage productie 5, ingekomen op 26 augustus 2016 .
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 september 2016 plaatsgevonden. De vrouw is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man is eveneens verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is op [datum1] ontbonden door echtscheiding.
3.2
De man en de vrouw zijn de ouders van [kind1] (verder: [kind1] ), geboren op [geboortedatum1] te [plaats2] over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [kind1] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
3.3
Bij echtscheidingsbeschikking van 31 juli 2013 heeft de rechtbank Zutphen bepaald dat de man met ingang van die datum als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind1] aan de vrouw zal betalen € 331,87 per maand, thans geïndexeerd € 337,53 per maand.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind1] (hierna ook: kinderalimentatie). De rechtbank heeft in de bestreden beschikking die bijdrage met ingang van 28 augustus 2014 vastgesteld op nihil.
4.2
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Zij verzoekt het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de man alsnog af te wijzen, althans een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [kind1] vast te stellen die het hof juist acht en daarbij te bepalen dat deze gewijzigde bijdrage geldt voor de duur van de schuldhulpverlening.
4.3
De man heeft daartegen verweer gevoerd. Hij verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar grief, althans haar deze te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van [kind1] thans € 428,60 per maand bedraagt.
5.2
De vrouw voert aan dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat is om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind1] . Weliswaar is de man sinds 28 augustus 2014 toegelaten tot de schuldbemiddeling, maar niet duidelijk is welke berekening ten grondslag heeft gelegen aan het vrij te laten bedrag. Volgens de vrouw bestaat er nog wel degelijk ruimte om in de berekening van het vrij te laten bedrag alsnog rekening te houden met een alimentatieverplichting. Voor zover de bijdrage van de man op nihil zou moeten worden gesteld, dan is de vrouw van mening dat dit uitsluitend dient te geschieden voor de duur van de schuldhulpverlening. De man voert verweer.
5.3
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het volgende gebleken. Als gevolg van huwelijkse schulden van in totaal zo’n € 52.000,- zijn zowel de man als de vrouw via schuldbemiddeling terecht gekomen bij de [bank1] . De man heeft op 23 juli 2014 een zogenoemde stabilisatieovereenkomst met de [bank1] gesloten. Uit de door de man overgelegde berekening van het vrij te laten bedrag volgt dat bij de berekening van de beslagvrije voet geen rekening is gehouden met een door de man te betalen kinderalimentatie. Volgens de man is geen rekening gehouden met de alimentatieverplichting omdat de ruimte daarvoor ontbreekt. De [bank1] heeft hem geadviseerd de kinderalimentatie op nihil te laten stellen. De vrouw is per 1 december 2013 toegelaten tot de schuldbemiddeling via de [bank1] . Uit de door de vrouw overgelegde berekening van het vrij te laten bedrag volgt dat bij de vrouw geen rekening is gehouden met een bedrag aan kinderalimentatie. De vrouw heeft in eerste aanleg geen verweer gevoerd omdat zij er van uitging dat, nu beide partijen tot de schuldbemiddeling via de [bank1] waren toegelaten, de kinderalimentatie op nihil zou worden gesteld. Na de bestreden beschikking heeft de [bank1] de vrouw laten weten dat zij hoger beroep diende in te stellen en dat zij zich, gelet op de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldbemiddeling, diende te verweren tegen de nihilstelling van de kinderalimentatie.
5.4
Het hof constateert dat het de man sinds zijn toelating tot het traject van de schuldbemiddeling via de [bank1] aan draagkracht ontbreekt om nog enige bijdrage ten behoeve van [kind1] te voldoen. Dat betekent dat het hof de bestreden beschikking waarin de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [kind1] met ingang van 28 augustus 2014 op nihil is gesteld, zal bekrachtigen. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de vrouw is verzocht, de bijdrage voor de duur van de schuldbemiddeling op nihil te bepalen, waarna de oorspronkelijk vastgestelde bijdrage weer zal herleven. Met de man is het hof van oordeel dat de draagkracht van partijen en het aandeel van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind1] alsdan opnieuw zal moeten worden berekend op basis van recente gegevens.
5.5
Ten slotte merkt het hof nog op dat de opstelling van de [bank1] in deze te betreuren valt. Beide partijen zijn als gevolg van huwelijkse schulden via dezelfde instantie toegelaten tot de schuldbemiddeling. Daar waar enerzijds wordt geadviseerd een verzoek te doen tot nihilstelling van de kinderalimentatie, gaat het niet aan de alimentatiegerechtigde vervolgens te verplichten hoger beroep in te stellen tegen een beschikking waarin zulks is geschied. Niet alleen zijn partijen hierdoor onnodig belast met het voeren van een juridische procedure in hoger beroep, ook is hiermee beslag gelegd op kostbare zittingscapaciteit van het hof terwijl daarmee geen enkel redelijk doel was gediend. Partijen valt hierin uiteraard niets te verwijten.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de bijdrage aan het uit die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 oktober 2015;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.H. Schulten, J.B. de Groot en K.J. Haarhuis, bijgestaan door de griffier, en is op 27 oktober 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.