ECLI:NL:GHARL:2016:8629

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
21-007150-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging tegen medewerkers van de afdeling sociale zaken van de gemeente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en kreeg een werkstraf opgelegd. Na een beroep in cassatie bij de Hoge Raad, dat leidde tot vernietiging van het eerdere arrest, werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 14 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. D.J. Moll.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld, waarin de verdachte werd beschuldigd van bedreiging van twee medewerkers van de afdeling sociale zaken van de gemeente. De aangifte was gedaan door de teamleidster, die verklaarde dat zij de bedreiging had gehoord, maar zelf niet persoonlijk was bedreigd. Het hof heeft vastgesteld dat de personen die zouden zijn bedreigd, geen verklaringen hebben afgelegd die de bedreiging bevestigen. Gezien het gebrek aan bewijs heeft het hof besloten het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. De beslissing is genomen op basis van de inhoud van de aangifte en het ontbreken van overtuigend bewijs dat de verdachte de bedreigingen heeft geuit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007150-15
Uitspraak d.d.: 28 oktober 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 10 november 2015- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 april 2014 met parketnummer 16-029920-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 april 2014 veroordeeld ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht tot een werkstraf voor de duur van 14 uren te vervangen door 7 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 13 oktober 2014 heeft dit hof het vonnis waarvan beroep bevestigd.
De verdachte heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Bij arrest van 10 november 2015 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, om de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is -na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.J. Moll, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2013 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] dreigend de woorden toegevoegd: ”ik maak ze dood” en/of
“ik ga ze vermoorden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring, voor zover de tenlastelegging ziet op de heer [betrokkene 1] .
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit het proces-verbaal van politie volgt dat de aangifte van de bedreiging is gedaan door de teamleidster van de afdeling sociale zaken van de gemeente [plaats]. Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik ben zelf niet persoonlijk bedreigd, maar heb de bedreiging wel gehoord en wil volgens ons protocol in het kader van geweld tegen medewerkers van de publieke sector aangifte doen. Ik heb op dezelfde dag tegen [betrokkene 1] gezegd dat hij bedreigd was door de man. [betrokkene 2] heb ik nog niet in kennis gesteld omdat zij een lang weekend op vakantie was.”
Het hof acht met name niet bewezen dat verdachte de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling. Uit voormelde aangifte kan immers niet anders worden afgeleid dan dat voornoemde teamleidster tegen [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij is bedreigd door verdachte en dat [betrokkene 2] in het geheel geen kennis draagt van de bedreiging. De beide personen die zouden zijn bedreigd, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , hebben geen enkele verklaring afgelegd waaruit het hof afleidt dat zij zouden zijn bedreigd met een misdrijf tegen het leven dan wel met zware mishandeling.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. R. de Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Mientjes, griffier,
en op 28 oktober 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Den Hartog is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 28 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.