ECLI:NL:GHARL:2016:8575

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
26 oktober 2016
Zaaknummer
21-001999-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor dodelijk ongeval door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Gelderland. De verdachte, een 34-jarige man, werd beschuldigd van doodslag en rijden onder invloed van alcohol, na een verkeersongeval op 16 juni 2013 in Duiven waarbij zijn bijrijder om het leven kwam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een rood verkeerslicht negeerde en met een snelheid van ongeveer 160 km/u reed, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van doodslag, maar veroordeelde hem voor dood door schuld. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor doodslag en heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Wel heeft het hof vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dood door schuld door roekeloos rijgedrag, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte voor 4 jaar ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001999-14
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 4 april 2014 met parketnummer 05-821062-13 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 september 2015 en 12 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake het onder 1 primair (doodslag) en 2 (rijden onder invloed) ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, alsmede tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 jaren, met aftrek. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze geheel zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de advocaat-generaal zich geschaard achter de beslissing van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.A. Schadd, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het hof tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep- ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2013 in de gemeente Duiven opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Seat, gekentekend [kenteken] ) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Audi, gekentekend [kenteken] ), althans alleen,
daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en) de Oostsingel en/of de Noordsingel en/of de Vergertlaan en/of de Broekstraat en/of op een of meer andere voor het openbaar verkeer openstaande weg(en),
terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde,
in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
- ( daarbij) een rood verkeerslicht genegeerd (Oostsingel/Noordsingel) en/of
- ( daarbij) gereden met een snelheid van ongeveer 160 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem/hen aldaar geldende maximum snelheid en/of
- ( daarbij) een kruising (Oostsingel-Broekstraat) overgestoken en/of
- ( daarbij) sterk afgeremd (bij kruising Oostsingel-Vergertlaan) en/of een voertuig (daarbij) rechts voorbij gereden en/of
-(daarbij) (op kruisingsvlak Oostsingel/Vergertlaan) gestopt en vervolgens met hoge snelheid weggereden en/of
- ( daarbij) meermalen en/of voor langere tijd op korte afstand achter en/of naast elkaar gereden, en/of
- ( daarbij) elkaar (meermalen) met hoge snelheid ingehaald, althans getracht in te halen, in elk geval gedurende enige tijd met nagenoeg gelijke snelheid naast elkaar over die Oostsingel en/of die Noordsingel en/of die Vergertlaan gereden, en/of
- ( daarbij) zijn aandacht voortdurend gericht op het door die ander (voornoemde [medeverdachte] ) bestuurde motorrijtuig, althans onvoldoende op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg(en) en/of het overige verkeer gelet en/of is blijven letten,
waardoor, althans mede waardoor verdachte het door hem bestuurde voertuig niet, althans in onvoldoende mate, onder controle heeft gehad, en/of
(vervolgens) in een slip is geraakt, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een lantaarnpaal en/of met ander wegmeubilair en/of met een boom en/of
(vervolgens) in de berm terecht is gekomen en/of in aanrijding is gekomen met een (andere) lantaarnpaal en/of met ander wegmeubilair en/of met een boom en/of om de as gedraaid en/of
(vervolgens) (op de kop) in de naast die Vergertlaan gelegen sloot is gegleden of gereden, in elk geval terecht is gekomen,
en aldus zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor die [slachtoffer] , die zich als bijrijder in verdachtes voertuig bevond, werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2013 in de gemeente Duiven, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Seat, gekentekend [kenteken] ) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Audi, gekentekend [kenteken] ), althans alleen, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en) de Oostsingel en/of de Noordsingel en/of de Vergertlaan en/of de Broekstraat en/of op een of meer andere voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, door roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig over voornoemde wegen
in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
- ( daarbij) een rood verkeerslicht genegeerd (Oostsingel/Noordsingel) en/of
- ( daarbij) gereden met een snelheid van ongeveer 160 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem/hen aldaar geldende maximumsnelheid en/of
- ( daarbij) een kruising (Oostsingel-Broekstraat) overgestoken en/of
- ( daarbij) sterk afgeremd (bij kruising Oostsingel-Vergertlaan) en/of een voertuig (daarbij) rechts voorbij gereden en/of
- ( daarbij) (op kruisingsvlak Oostsingel/Vergertlaan) gestopt en vervolgens met hoge snelheid weggereden en/of
- ( daarbij) meermalen en/of voor langere tijd op korte afstand achter en/of naast elkaar gereden, en/of
- ( daarbij) elkaar (meermalen) met hoge snelheid ingehaald, althans getracht in te halen, in elk geval gedurende enige tijd met nagenoeg gelijke snelheid naast elkaar over die Oostsingel en/of die Noordsingel en/of die Vergertlaan gereden, en/of
- ( daarbij) zijn/hun aandacht voortdurend gericht op het door die ander bestuurde motorrijtuig, althans onvoldoende op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg(en) en/of het overige verkeer gelet en/of blijven letten,
waardoor, althans mede waardoor verdachte het door hem bestuurde voertuig niet, althans in onvoldoende mate, onder controle heeft gehad, en/of
(vervolgens) in een slip is geraakt, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een lantaarnpaal en/of met ander wegmeubilair en/of met een boom
(vervolgens) in de berm terecht gekomen en/of in aanrijding gekomen met een (andere) lantaarnpaal en/of met ander wegmeubilair en/of met een boom en/of om de as gedraaid en/of
(vervolgens) (op de kop) in de naast die Vergertlaan gelegen sloot gegleden of gereden, in elk geval terecht is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] , die zich als bijrijder in verdachtes voertuig bevond, werd gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorrijtuig (personenauto) bestuurde, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en/of doordat hij zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of doordat hij geen voorrang heeft verleend en/of doordat hij gevaarlijk heeft ingehaald;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2013 in de gemeente Duiven als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Seat, gekentekend [kenteken] ) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Audi, gekentekend [kenteken] ), althans alleen, daarmee rijdende op de weg(en) de Oostsingel en/of de Vergertlaan,
terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde,
in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
- ( daarbij) een rood verkeerslicht heeft/hebben genegeerd (Oostsingel/Noordsingel) en/of - (daarbij) heeft/hebben gereden met een snelheid van ongeveer 160 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem/hen aldaar geldende maximum snelheid, en/of
- ( daarbij) een kruising (Oostsingel-Broekstraat) heeft/hebben overgestoken en/of
- ( daarbij) sterk afgeremd (bij kruising Oostsingel-Vergertlaan) en/of een voertuig (daarbij) rechts voorbij gereden en/of
- ( daarbij) (op kruisingsvlak Oostsingel/Vergertlaan) gestopt en vervolgens met hoge snelheid weggereden en/of
- ( daarbij) meermalen en/of voor langere tijd op korte afstand achter en/of naast elkaar hebben gereden, en/of
- ( daarbij) elkaar (meermalen) met hoge snelheid hebben ingehaald, althans hebben getracht in te halen, in elk geval gedurende enige tijd met nagenoeg gelijke snelheid naast elkaar over die Oostsingel en/of die Noordsingel en/of die Vergertlaan hebben gereden, en/of
- ( daarbij) zijn/hun aandacht voortdurend heeft/hebben gericht op het door die ander bestuurde motorrijtuig, althans onvoldoende op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg(en) en/of het overige verkeer heeft/hebben gelet en/of is blijven letten,
waardoor, althans mede waardoor verdachte het door hem bestuurde voertuig niet, althans in onvoldoende mate, onder controle heeft gehad, en/of
(vervolgens) in een slip is geraakt, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een lantaarnpaal en/of met ander wegmeubilair en/of met een boom
(vervolgens) in de berm terecht gekomen en/of in aanrijding gekomen met een (andere) lantaarnpaal en/of met ander wegmeubilair en/of met een boom en/of om de as gedraaid en/of
(vervolgens) (op de kop) in de naast die Vergertlaan gelegen sloot gegleden of gereden, in elk geval terecht is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2013 in de gemeente Duiven als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk Seat, gekentekend [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde (doodslag)

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1. primair ten laste gelegde, te weten de doodslag op [slachtoffer] . De advocaat-generaal heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte door zijn excessieve alcoholgebruik, het rijden met hoge snelheid, het wedstrijdelement met de bestuurder van een Audi in het rijgedrag, op zeer gevaarzettende wijze heeft gereden, waarbij hij kort vóór het fatale ongeval ook andere verkeersdeelnemers in reëel gevaar heeft gebracht. Uit de wijze van rijden door verdachte kan bezwaarlijk anders volgen dat verdachte zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen en dat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van het slachtoffer tot gevolg zou hebben.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – op gronden als vervat in zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zijn bijrijder [slachtoffer] willens en wetens heeft willen doden. Evenmin kan het voorwaardelijk opzet worden bewezen. Volgens de raadsman kan het feit onder 2, rijden onder invloed, wel worden bewezen.
Beoordeling door het hof
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast:
Op 16 juni 2013 heeft verdachte in het Van der Valk Hotel te Duiven, tenminste zeven glazen whisky-cola gedronken in een tijdbestek van ruim 4 uren. Verdachte is vervolgens als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto merk Seat, gekentekend [kenteken] ), met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) als bijrijder, bij het Van der Valk Hotel weggereden. Blijkens diverse getuigenverklaringen is verdachte vervolgens met een aanzienlijk hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid over de Oostsingel gereden, heeft hij een rood verkeerslicht genegeerd en is de kruising van Oostsingel-Broekstraat overgestoken. Vervolgens heeft verdachte sterk afgeremd bij de kruising Oostsingel-Vergertlaan, is hij gestopt op het kruisingsvlak Oostsingel-Vergertlaan en is hij vervolgens met hoge snelheid, de Vergertlaan ingereden.
Uit de naar aanleiding van het ongeval opgemaakte verkeersongevalsanalyse (VOA) volgt dat verdachte in een flauwe bocht naar links op de Vergertlaan door een onbekende oorzaak rechtdoor is gereden. De Seat is vervolgens in de berm terechtgekomen, waarbij een lantaarnpaal en een boom uit de grond zijn gereden. De Seat is vervolgens om de as gedraaid en via de berm op het dak in het water van de naastgelegen sloot terecht gekomen. Verdachte is door omstanders uit de auto gehaald en met succes gereanimeerd. [slachtoffer] is daarna door de brandweer uit de auto gehaald en gereanimeerd. Tijdens het transport naar het ziekenhuis is [slachtoffer] overleden. Uit pathologisch onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] door verdrinking om het leven is gekomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij nog weet dat hij met [slachtoffer] bij het Van der Valk Hotel is geweest, maar verdachte zegt geen herinnering aan de rit te hebben en zich niet te herinneren op welke wijze het ongeval heeft plaatsgevonden of wat er aan het ongeval vooraf is gegaan.
Geen bewijs voor straatrace of snelheidswedstrijd
Het hof heeft evenals de rechtbank op grond van de voorhanden bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte heeft deelgenomen aan een straatrace of snelheidswedstrijd met de bestuurder van een Audi. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer]
Voor een bewezenverklaring van doodslag is opzet op de dood van het slachtoffer vereist.
Het hof stelt, met de advocaat-generaal en de raadsman, voorop dat niet is gebleken dat verdachte de intentie heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Van kaal opzet is geen sprake.
Het hof ziet zich aldus gesteld voor de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Bij de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet dient de rechter ook te betrekken dat naar ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat hij als gevolg van zijn gedraging ook zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.
Het hof is van oordeel dat het rijden op de wijze zoals de verdachte heeft gedaan, te weten met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid, terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, een aanmerkelijke kans op een ongeval oplevert. De kans dat bij een ongeval een verkeersdeelnemer of een inzittende van de auto waarmee (veel) te hard wordt gereden het leven laat, is naar algemene ervaringsregels ook aanmerkelijk te noemen. In het geval van de verdachte heeft die aanmerkelijke kans zich ook geopenbaard.
De vraag of verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen, wordt door het hof echter ontkennend beantwoord.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet zozeer waren gericht op het intreden van het gevolg, in casu het voor [slachtoffer] dodelijke ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het dossier een eerdere inhaalmanoeuvre heeft afgebroken en dat hij is gestopt voor het rode verkeerslicht op het kruispunt Oostsingel/Vergertlaan.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeluk bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. Daarmee ontbreekt het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
Het hof acht op grond van het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (dood door schuld in het verkeer)
Standpunt van de advocaat-generaal
Subsidiair heeft de advocaat-generaal aangevoerd, mocht het hof doodslag niet bewezen achten, dat er sprake is van dood door schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeers-wet 1994 in de zwaarste schuldvariant, te weten roekeloosheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – op gronden als vervat in zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier niet kan worden geoordeeld dat sprake is geweest van dood door schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Beoordeling door het hof
Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, door roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam te rijden.
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde schuld dient sprake te zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling van deze schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en zodoende van schuld ex artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan evenmin worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Roekeloosheid?
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat ‘roekeloosheid’ in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloosheid’ – in de betekenis van ‘onberaden’ – wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In dit verband volstaat doorgaans niet de enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, WVW 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen (te weten: indien de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede of derde lid, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid, of indien het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, dan wel zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden, geen voorrang heeft verleend of gevaarlijk heeft ingehaald).
Verdachte heeft, terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcohol verkeerde, met een aanzienlijk hogere snelheid dan de maximaal toegestane snelheid over de Oostsingel gereden, waarbij hij (onder meer) een rood verkeerslicht heeft genegeerd en is hij (nadat hij op het kruisingsvlak Oostsingel/Vergertlaan was gestopt) vervolgens met hoge snelheid de Vergertlaan ingereden. Daarna is de auto tegen een lantaarnpaal gebotst en in de sloot terechtgekomen.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, voornoemde feiten en omstandigheden onvoldoende zijn voor de conclusie dat sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW 1994.
Schuld
Naar het oordeel van het hof is de hierboven beschreven wijze van rijden in combinatie met het daaraan voorafgaande alcoholgebruik van verdachte zeer onvoorzichtig en daarmee is sprake van de hem tenlastegelegde schuld.
Het causaal verband tussen het rijden van verdachte en het ongeval
De raadsman is van mening dat hoogstens kan worden gesteld dat verdachte tot de kruising van de Oostsingel/Vergertlaan onfatsoenlijk en in strijd met meerdere verkeersregels heeft gereden. Op basis van de bewijsmiddelen kan de oorzaak van het ongeval echter niet worden vastgesteld, zodat niet kan worden geoordeeld dat het ongeval is veroorzaakt door het tenlastegelegde aanmerkelijk onvoorzichtige en/of onoplettende en/of onachtzame rijgedrag van verdachte. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte mogelijk kan zijn afgesneden door de bestuurder van de Audi.
Het hof overweegt het volgende.
Gelet op de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [medeverdachte] , is het hof van oordeel dat verdachte kort voor het ongeval met een veel te hoge snelheid op de Vergertlaan heeft gereden. Verdachte verkeerde in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank. Het hof acht, evenals de rechtbank, bewezen dat de te hoge snelheid en het onder invloed rijden van alcoholhoudende drank, hebben bijgedragen aan de omstandigheid dat verdachte op de Vergertlaan in de bocht rechtdoor is gereden en dat de oorzaak van het ongeval is gelegen in de hiervoor genoemde factoren. Dat verdachte zou zijn gesneden door de bestuurder van de Audi, acht het hof op grond van de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte] niet aannemelijk.
Het hof acht ook bewezen dat er causaal verband is tussen de wijze van rijden van verdachte en het ongeval.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorgaande dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan het ongeval waarbij [slachtoffer] is overleden. Het hof acht het verdachte onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks16 juni 2013 in de gemeente Duiven, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Seat, gekentekend [kenteken] )
tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Audi, gekentekend [kenteken] ), althans alleen,daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en) de Oostsingel en/of de Noordsingel en/of de Vergertlaan en/of de Broekstraat
en/of op een of meer andere voor het openbaar verkeer openstaande weg(en),zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, door
roekeloos, althanszeer
, althans aanmerkelijk onoplettend,onvoorzichtig
en/of onachtzaam,
terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig over voornoemde wegen
in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
- ( daarbij) een rood verkeerslicht genegeerd (Oostsingel/Noordsingel) en
/of
- ( daarbij) gereden
met een snelheid van ongeveer 160 km/u, althansmet een (veel) hogere snelheid dan de voor hem
/henaldaar geldende maximumsnelheid en
/of
- ( daarbij) een kruising (Oostsingel-Broekstraat) overgestoken en
/of
- ( daarbij) sterk afgeremd (bij kruising Oostsingel-Vergertlaan) en
/of een voertuig (daarbij) rechts voorbij gereden en/of
- ( daarbij) (op kruisingsvlak Oostsingel/Vergertlaan) gestopt en vervolgens met hoge snelheid weggereden en
/of
- (daarbij) meermalen en/of voor langere tijd op korte afstand achter en/of naast elkaar gereden, en/of
- (daarbij) elkaar (meermalen) met hoge snelheid ingehaald, althans getracht in te halen, in elk geval gedurende enige tijd met nagenoeg gelijke snelheid naast elkaar over die Oostsingel en/of die Noordsingel en/of die Vergertlaan gereden, en/of
- (daarbij) zijn/hun aandacht voortdurend gericht op het door die ander bestuurde motorrijtuig, althans onvoldoende op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg(en) en/of het overige verkeer gelet en/of blijven letten,
waardoor, althansmede waardoor verdachte het door hem bestuurde voertuig niet,
althans in onvoldoende mate,onder controle heeft gehad, en
/of
(vervolgens) in een slip is geraakt, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een lantaarnpaal
en/of met ander wegmeubilair en/of met een boom
(vervolgens) in de berm terecht gekomen en
/ofin aanrijding gekomen met een (andere) lantaarnpaal en
/ofmet ander wegmeubilair en
/ofmet een boom en
/ofom de as gedraaid en
/of
(vervolgens) (op de kop) in de naast die Vergertlaan gelegen sloot
gegleden of gereden, in elk gevalterecht is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] , die zich als bijrijder in verdachtes voertuig bevond, werd gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorrijtuig (personenauto) bestuurde, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste
of tweedelid van de Wegenverkeerswet 1994 en
/ofzulks terwijl het feit
is veroorzaakt ofmede is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden
en/of doordat hij zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of doordat hij geen voorrang heeft verleend en/of doordat hij gevaarlijk heeft ingehaald;
2.
hij op
of omstreeks16 juni 2013 in de gemeente Duiven als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk Seat, gekentekend [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist
of redelijkerwijs moest weten,dat het gebruik daarvan
- al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof -de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

in eendaadse samenloop begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

In eerste aanleg heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte voor doodslag en rijden onder invloed van alcohol te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 jaren.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van doodslag en hem veroordeeld voor dood door schuld, niet bestaande in roekeloosheid en tevens voor rijden onder invloed tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren.
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte voor doodslag en rijden onder invloed wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 jaren.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van doodslag en van dood door schuld, en heeft bepleit dat veroordeling voor rijden onder invloed en gevaar op de weg veroorzaken zou kunnen volgen. De raadsman heeft uitdrukkelijk een lagere straf bepleit dan aan verdachte in eerste aanleg is opgelegd, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij zijn straftoemeting in het bijzonder het hierna volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf leiden.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd heeft het hof niet bewezen geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan doodslag of subsidiair, het door roekeloos rijgedrag veroorzaken van een dodelijk ongeluk.
Het hof heeft net als de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval met de dood van [slachtoffer] , door zeer onvoorzichtig rijgedrag. In de strafmaat zal dit zeer wezenlijke verschil in de bewezenverklaring tot uitdrukking komen.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op uiterst laakbare wijze heeft veronachtzaamd met fatale gevolgen.
Het leed dat door het rijgedrag van verdachte is aangericht, is voor de nabestaanden onherstelbaar. Het hof realiseert zich dat geen straf recht kan doen aan het verlies en het verdriet dat het overlijden van het slachtoffer heeft veroorzaakt.
Voorts is aannemelijk dat het ongeval een grote impact heeft gehad op degenen die daarvan getuige zijn geweest en hulp hebben verleend. Daarnaast brengt een dergelijk feit, naar ervaringsregels, in de maatschappij gevoelens van onrust, boosheid en onveiligheid teweeg.
In hoger beroep is een psychologisch onderzoek ingesteld naar de persoon van verdachte door GZ-psycholoog [naam] . Uit dit onderzoek is niet gebleken van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij verdachte. In zoverre is verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten, als de feiten zouden kunnen worden bewezen.
Verdachte heeft steeds verklaard dat hij zich niets van het ongeval kan herinneren. Door de psycholoog is tevens onderzocht of verdachte deze amnesie zou kunnen veinzen, of dat sprake is van een retrograde amnesie (geheugenverlies van voor het ongeval). In het rapport wordt geconcludeerd dat een retrograde amnesie niet onwaarschijnlijk is gelet op het letsel (traumatisch hersenletsel) dat verdachte als gevolg van het ongeval heeft opgelopen, maar het veinzen van de amnesie wordt niet volledig uitgesloten.
De LOVS oriëntatiepunten adviseren in het geval van het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval door grove schuld waarbij sprake is van een forse hoeveelheid alcohol, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 12 tot 24 maanden met daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 3 tot 4 jaren.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 september 2016, waaruit volgt dat verdachte eerder in 2005, onherroepelijk is veroordeeld ter zake het rijden onder invloed en ter zake overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte blijkbaar het gevaarzettende karakter van zijn rijgedrag en het gevaarzettende en laakbare van het rijden onder invloed van alcohol niet doen inzien.
Mede op grond van voornoemde recidive, is het hof van oordeel dat een straf zoals opgelegd door de rechtbank in beginsel als passend kan worden beschouwd.
Anderzijds ziet het hof dat het ongeval ook op de verdachte grote impact heeft gehad, dat hij de gevolgen van zijn handelen nog dagelijks met zich meedraagt en dat hij daar zeer onder lijdt. In hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij zich heel goed bewust is van het immense verdriet dat hij bij de nabestaanden van [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Hij zal ook moeten leven met het gegeven dat hij met zijn rijgedrag het leven heeft benomen van zijn beste vriend.
Het hof heeft voorts in sterke mate rekening gehouden met hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (in het bijzonder dat verdachte zelfstandig ondernemer is en hij binnenkort vader wordt), alsmede met de inhoud van de schriftelijke verklaring van mevrouw [benadeelde 2] - de moeder van het slachtoffer. Uit deze slachtofferverklaring komt onder meer naar voren dat, de familie ondanks het verdriet om de dood van [voornaam slachtoffer] , zij zich getroost zouden voelen als verdachte, die al drie jaar onder het ongeval lijdt, de kans krijgt om zijn leven weer op te bouwen. Mevrouw [benadeelde 2] verklaart dat niet alleen verdachte verantwoordelijk is geweest voor het overlijden van haar zoon. [voornaam slachtoffer] is medeverantwoordelijk en had ook achter het stuur gezeten kunnen hebben. Het zou de ouders van [voornaam slachtoffer] zeker steunen bij het verder verwerken van hun verdriet wanneer verdachte de kans krijgt om weer van het leven te genieten.
Naar het oordeel van het hof zou gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de justitiële voorgeschiedenis van verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op zijn plaats zijn. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal het hof echter een deel van die gevangenisstraf, te weten 8 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zal het hof een taakstraf opleggen voor het maximaal aantal uren, te weten 240 uur. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voor het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit aan verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 reeds ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven Seat Leon met kenteken [kenteken] betreft een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan en behoort de verdachte toe. Het hof zal de auto verbeurd verklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven iPhone zal – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – de teruggave aan de verdachte worden gelast.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] , vader van het slachtoffer, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding (begrafeniskosten) tot een bedrag van EUR 818,19,--. De rechtbank heeft de vordering volledig toegewezen, zodat deze ook in hoger beroep in volle omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel behoort te worden toegewezen, conform de beslissing van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is door of namens verdachte niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering en dat het gevorderde bedrag zich leent voor toewijzing. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft ter terechtzitting in hoger beroep kenbaar gemaakt dat de volledige schadevergoeding inmiddels is betaald door verdachte en de vordering tot schadevergoeding in de onderhavige zaak daarmee kan komen te vervallen. Het hof begrijpt dat de vordering door de benadeelde partij [benadeelde 2] is ingetrokken, zodat deze vordering in hoger beroep niet meer aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 36f en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
witte Seat Leon met kenteken [kenteken] .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
zwarte iPhone.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 818,19 (achthonderdachttien euro en negentien cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 818,19 (achthonderdachttien euro en negentien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. R. Krijger, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 26 oktober 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 26 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. E. Duijts, advocaat-generaal,
G. Heeres, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.