In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de zorgregeling en de uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, de vader en de moeder, zijn verwikkeld in een juridische strijd over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De vader verzoekt om een gelijkwaardige zorgregeling, terwijl de moeder en de Jeugdbescherming Noord (GI) pleiten voor een begeleide omgangsregeling. Het hof heeft de procedure in hoger beroep op 20 september 2016 behandeld, waarbij de minderjarige [de minderjarige1] ook is gehoord. De rechtbank Noord-Nederland had eerder bepaald dat de kinderen voorlopig aan de moeder waren toevertrouwd, met een zorgregeling voor de vader van één weekend per veertien dagen. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de kinderen, maar heeft geen noodzaak gezien om de vader het contact met de kinderen te ontzeggen. Het hof heeft besloten dat de kinderen minimaal eens in de twee weken twee uren omgang met de vader hebben, begeleid door een onafhankelijke hulpverlenende instantie. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover het de zorgregeling betreft, en het hof heeft een nieuwe zorgregeling vastgesteld die in het belang van de kinderen is.