ECLI:NL:GHARL:2016:8322

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
21-002248-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en diefstal van stroom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en diefstal van stroom. De tenlastelegging betrof het telen van hennepplanten en het illegaal aftappen van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een hennepkwekerij heeft opgezet en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van stroom. De verdachte heeft een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd gekregen, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de straf gematigd in vergelijking met de oriëntatiepunten voor strafoplegging, omdat het openbaar ministerie in eerste aanleg de tenlastelegging had gewijzigd en beperkt tot één dag. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en aan diefstal door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door reclassering en behandeling voor psychische problemen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002248-15
Uitspraak d.d.: 6 september 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2015 met parketnummer 05-820626-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende te [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.A.C. Frijns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Feit 1 primairhij op 6 februari 2014 te [plaats] in de gemeente [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 530, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 530 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten)Feit 1 subsidiairéén of meer onbekend gebleven personen op 6 februari 2014 te [plaats] in de gemeente [gemeente] ,
met elkaar, althans één van hen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 530, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 6 februari 2014, althans op 6 februari 2014 te [plaats] in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde woning/pand voor de teelt/kweken van hennepplanten (tbv hennepkwekerij) ter beschikking te stellen;Feit 2hij op 6 februari 2014 te [plaats] in de gemeente [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door één of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde aangevoerd dat geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en anderen, zodat medeplegen niet bewezen kan worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat dit verweer wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Uit die bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af:
Verdachte heeft samen met anderen een plan uitgestippeld voor het opzetten van een hennepkwekerij, wat mede ten doel had zijn schulden af te lossen. Hij heeft zelf een woning geregeld, waarvoor hij een huurcontract heeft getekend. Nadat hij vijf maanden in de woning verbleef, is door anderen de hennepkwekerij opgebouwd. Verdachte verbleef over een periode van tenminste twee jaren in de woning, terwijl anderen toegang hadden tot deze woning en werkzaamheden hebben verricht in de hennepkwekerij. Verdachte heeft hier kostenvergoedingen voor gekregen en de opbrengsten van de hennepteelt zouden ook hem ten goede komen. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat de periode van huur langer duurde door tegen de verhuurder te stellen dat hij de woning wilde kopen, en heeft ervoor gezorgd dat er geen ongenode gasten (eventuele kopers dan wel zijn verhuurder) het pand binnenkwamen. Hij heeft zorg gedragen voor de afdracht van huur, betaling voor het gasverbruik en betalingen voor waterverbruik. Voorts betaalde verdachte de voorschotten van de elektriciteit, voor het gebruik van een normaal huishouden, welke voorschotten in de tenlastegelegde periode nooit aangepast zijn.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat verdachte in voldoende mate nauw en bewust heeft samengewerkt met degenen die de hennepkwekerij hebben opgezet en daarin werkzaamheden hebben verricht, zodat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de aangetroffen hennepplanten tezamen en in vereniging met anderen aanwezig heeft gehad.
Voorts acht het hof het een feit van algemene bekendheid dat hennepkwekerijen een aanzienlijke hoeveelheid stroom verbruiken en dat bij het merendeel van de hennepkwekerijen in woningen, zoals ook in het onderhavige geval, stroom op illegale wijze wordt afgenomen. Dit in samenhang bezien met de omstandigheid dat verdachte de voorschotten van de elektriciteitsrekening betaalde voor het gebruik van een normaal huishouden, welke voorschotten in de tenlastegelegde periode nooit zijn aangepast, maakt dat het hof van oordeel is dat verdachte zich eveneens tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal van stroom.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1 primairhij op 6 februari 2014 te [plaats] in de gemeente [gemeente] ,
tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [adres] )een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 530, althanseen groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten530 hennepplanten, althansmeer dan 200 hennepplanten)
Feit 2hij op 6 februari 2014 te [plaats] in de gemeente [gemeente] ,
tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,
(telkens)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V.,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door één of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen een grote hoeveelheid hennepplanten aanwezig gehad. Hiermee heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit. Voorts heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het illegaal aftappen van stroom, waardoor schade is ontstaan voor de energieleverancier.
Bij de strafbepaling heeft het hof de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten in aanmerking genomen. Blijkens die oriëntatiepunten is voor een hennepkwekerij met 648 planten oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend. Echter, nu het openbaar ministerie in eerste aanleg expliciet de keuze heeft gemaakt de tenlastelegging te wijzigen en de tenlastegelegde periode te beperken tot slechts één dag, ziet het hof reden de op te leggen straf te matigen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  • dat verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder toezicht van het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering te Arnhem, en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling te geven;
  • dat verdachte uiterlijk binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest contact moet opnemen met het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering, Frombergstraat 1 te Arnhem, telefoonnummer 026-4430146, en zich gedurende de proeftijd moet blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • dat verdachte zich verplicht laat onderzoeken en ambulant laat behandelen voor zijn mogelijk psychische problemen bij Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling aan de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • dat verdachte moet meewerken aan aanmelding bij en begeleiding door een instelling voor budgetbeheer of bewindvoering, of soortgelijke instelling, indien de reclassering dat nodig acht.
Geeft deze instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. R.C.C. van Leest en mr. M.E. van Wees, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 6 september 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R. de Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.