ECLI:NL:GHARL:2016:8224

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
200.186.338/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve ontslag van bewindvoerders en de beoordeling van de rekening en verantwoording over het jaar 2014

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ambtshalve ontslag van de bewindvoerders van de rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1958, had verzoekers, haar broers en zussen, als bewindvoerders benoemd in 1987. De kantonrechter had op 26 november 2015 de verzoekers ontslagen uit hun functie als bewindvoerders, omdat zij nalatig waren geweest in het indienen van de rekening en verantwoording over het jaar 2014. Verzoekers waren het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2016 hebben verzoekers hun standpunt toegelicht. Zij stelden dat zij, zoals in de voorgaande jaren, de benodigde documenten hadden ingediend, maar dat zij niet op de hoogte waren van de herziening van de wettelijke beschermingsmaatregelen per 1 januari 2014. Het hof heeft vastgesteld dat er een hechte band bestaat tussen de rechthebbende en haar broers en zussen, en dat er in de afgelopen 29 jaar geen problemen zijn geweest met de uitvoering van het bewind.

Het hof heeft de bezwaren van de kantonrechter met betrekking tot de belangenverstrengeling van verzoekers en de opvolgend bewindvoerders niet gedeeld. Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren voor het ambtshalve ontslag van verzoekers. De grieven van verzoekers zijn gegrond verklaard, en het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd, maar de benoeming van de opvolgend bewindvoerders voor de periode tot heden bekrachtigd. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.186.338/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3866741 TB VERZ 15-1744)
beschikking van 11 oktober 2016
inzake

1.[verzoeker] ,

wonende te [A] ,
2. [verzoekster],
wonende te [B] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. E.H. Jansen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de rechthebbende] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de rechthebbende,

2.[de bewindvoerders] ,

[de bewindvoerders] ,
gevestigd te [A] ,
verder te noemen: de opvolgend bewindvoerders en/of [de bewindvoerders] ,

3.[belanghebbende1] ,

wonende te [C] ,

4.[belanghebbende2] ,

wonende te [A] ,

5.[belanghebbende3] ,

wonende te [C] ,

6.[belanghebbende4] ,

wonende te [B] ,

7.[belanghebbende5] ,

wonende te [D] ,

8.[belanghebbende6] ,

wonende te [A] ,

9.[belanghebbende7] ,

wonende te [D] ,

10.[belanghebbende8] ,

wonende te [E] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Groningen) van 26 november 2015 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 22 februari 2016;
- een brief van 14 april 2016 van mr. Jansen met productie(s);
- een brief van 18 april 2016 van [de bewindvoerders] ;
- een brief van 21 juli 2016 van [de bewindvoerders] .
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 september 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoekster] in persoon en de advocaat van verzoekers. Ook zijn verschenen de rechthebbende en de bovengenoemde belanghebbenden onder 3. tot en met 6., alsmede 8. tot en met 10. Met toestemming van alle aanwezigen was ter zitting ook aanwezig
[F] , echtgenoot van belanghebbende [belanghebbende8] .

3.De vaststaande feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1958. Verzoekers en de belanghebbenden voornoemd onder 3. tot en met 10. zijn de broers en zussen van de rechthebbende.
3.2
Bij beschikking van 23 april 1987 heeft de kantonrechter te Groningen
[verzoeker] en [verzoekster] tot bewindvoerders over de rechthebbende benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, ambtshalve en voor zover hier van belang, verzoekers ontslagen uit de functie van bewindvoerders over rechthebbende, [de bewindvoerders] tot opvolgend bewindvoerders benoemd en bepaald dat de ontslagen (het hof begrijpt) bewindvoerders rekening en verantwoording dienen af te leggen aan de opvolgend bewindvoerders.
4.2
Verzoekers zijn met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
26 november 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Verzocht wordt om de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 26 november 2015 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de periodieke rekening en verantwoording bewind met betrekking tot het kalenderjaar 2014 alsnog goed te keuren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1, aanhef en sub e, en lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) eindigt de taak van een bewindvoerder door ontslag middels de kantonrechter verleend. Het ontslag wordt hem verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden. Zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in 1:432 leden 1 en 2 BW, dan wel ambtshalve.
5.2
De kantonrechter is van oordeel dat gebleken is dat [verzoeker] en
[verzoekster] als bewindvoerders nalatig zijn geweest de rekening en verantwoording over het jaar 2014 volledig in te vullen. Het gaat met name om het gedeelte van het formulier betreffende de inkomsten en uitgaven van de rechthebbende. Hierdoor is het voor de kantonrechter niet mogelijk gebleken om de hem bij wet opgedragen taak tot toezicht op de werkzaamheden van de bewindvoerder uit te oefenen. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling omdat de organisatie die feitelijk de financiële belangen van rechthebbende beheert, gelieerd is aan een zorgverlener van rechthebbende. Immers [verzoeker] en [verzoekster] besteden de werkzaamheden uit aan een organisatie die gelieerd is aan [G] , een zorgverlener van rechthebbende.
5.3
Verzoekers zijn het niet eens met het oordeel van de kantonrechter. Zij voeren in hoger beroep aan dat zij, gelijk aan hun werkwijze in de 29 voorliggende jaren, formulier A. en kopieën waaruit het saldo van de bankrekeningen van rechthebbende blijkt, hebben opgestuurd naar de kantonrechter. Vervolgens werd hen gevraagd een overzicht te verstrekken van de inkomsten en uitgaven over de bewuste periode (2014). Dit hebben zij gedaan middels inzending van alle bankafschriften van de betaalrekening (ABN). Pas op de zitting bij de kantonrechter is hen duidelijk geworden dat zij ook formulier B. hadden moeten invullen en overleggen. Zij hebben op de zitting bij de kantonrechter aangegeven dat, wat hen betreft, volstaan kan worden met inlevering van de bankafschriften van de betaalrekening. Zij waren en zijn echter wel bereid en in staat om het B-formulier op een verantwoorde en zorgvuldige wijze in te vullen. Verzoekers voeren tot slot aan dat geen sprake is van belangenverstrengeling. Een aantal werkzaamheden wordt uitbesteed aan [H] , deze is evenwel niet gelieerd aan [G] .
5.4
Vast is komen te staan dat er een hechte band bestaat tussen de rechthebbende en haar broers en zussen, waartoe ook verzoekers behoren. Verzoekers zijn ruim 29 jaar de bewindvoerders van rechthebbende geweest en naar ter zitting is gebleken naar volle tevredenheid van rechthebbende en haar andere broers en zussen. Met uitzondering van het afgelopen jaar hebben zich geen problemen voorgedaan. Ter zitting van het hof is gebleken dat verzoekers niet op de hoogte waren van de herziening van de wettelijke beschermingsmaatregelen per 1 januari 2014 ten gevolge waarvan onder meer de controle op de kwaliteit van wettelijk vertegenwoordigers is aangescherpt. Ook is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat verzoekers bereid zijn tot het op een verantwoorde en zorgvuldige wijze van afleggen van de rekening en verantwoording aan de kantonrechter en al het andere noodzakelijke om het bewind te kunnen blijven uitvoeren. De gehele familie, waaronder ook rechthebbende, is het unaniem eens met behoud dan wel terugkeer van verzoekers als bewindvoerders over de rechthebbende.
5.5
Ter zitting van het hof is voorts genoegzaam toegelicht dat [H] niet gelieerd is aan [G] en verzoekers ook periodiek controle uitoefenen op de werkzaamheden van [H] . Op basis van de bij het hof bekende gegevens is dan ook niet gebleken dat sprake is of zou kunnen zijn van een belangenverstrengeling vanwege het feit dat de organisatie die feitelijk de financiële belangen van de rechthebbende beheert, gelieerd zou zijn aan een zorgverlener van rechthebbende. De bezwaren van de kantonrechter dienaangaande deelt het hof dan ook niet. Ook anderszins is het hof niet gebleken van gewichtige redenen die zouden moeten leiden tot ambtshalve ontslag van [verzoeker] en [verzoekster] als bewindvoerders van rechthebbende. Tijdens de mondelinge behandeling is door verzoekers ook een nadere toelichting gegeven op de inkomsten en uitgaven over het jaar 2014 en deze rekening en verantwoording heeft de goedkeuring van het hof.
5.6
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen. Echter voor de periode tot heden dient de bestreden beschikking in zoverre te worden bekrachtigd, nu in deze periode [de bewindvoerders] feitelijk als bewindvoerder is benoemd en het hof het niet wenselijk acht deze benoeming voor deze periode naar zijn gevolgen ongedaan te maken.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
26 november 2015 voor de periode van 26 november 2015 tot heden voor zover daarbij [de bewindvoerders] tot opvolgend bewindvoerder is benoemd;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
26 november 2015 voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.W. Beversluis en H. Lenters, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 11 oktober 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.