ECLI:NL:GHARL:2016:8088

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
21-00747-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2016. De veroordeelde, geboren in 1953, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor oplichting, valsheid in geschrift en witwassen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 28 september 2016, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 5.123.240. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten door het oplichten van zestien benadeelde partijen, waarvan de vorderingen in een eerder arrest zijn toegewezen tot een bedrag van ruim vijf miljoen euro.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De vordering van de advocaat-generaal tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel is afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering niet in overeenstemming is met de inhoud en strekking van artikel 36e, lid 9, van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. R. de Groot als voorzitter, en is ter openbare terechtzitting uitgesproken. De zaak is geregistreerd onder parketnummer 21-00747-16.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000747-16
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2016
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2016 met parketnummer 05-862179-13 in de strafzaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1953] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten bedrage van € 5.123.240. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens veroordeelde door zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Overweging met betrekking tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 12 oktober 2016 (parketnummer 21-003800-15 ter zake van oplichting, meermalen gepleegd, valsheid in geschrift en witwassen veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten door het oplichten van zestien in het voornoemde arrest van 12 oktober 2012 met name genoemde benadeelde partijen. De vorderingen van deze zestien benadeelde partijen zijn in het arrest van 12 oktober tot een bedrag van ruim vijf miljoen euro, in rechte toegekend.
Gelet op de inhoud en strekking van artikel 36e, lid 9, van het Wetboek van Strafrecht, wijst het hof daarom de vordering van de advocaat-generaal af.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H.J. Biemond en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 12 oktober 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Biemond en mr. Van Gorkom zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
K. Elema, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1953] ,
wonende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.