In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een gewapende overval op een juwelier in Kanaleneiland, Utrecht. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, waarin een vordering tot ontneming van voordeel was behandeld. Het hof heeft de zaak onderzocht op meerdere terechtzittingen en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen.
Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten van de overval, waarbij sierraden zijn buitgemaakt ter waarde van € 87.000,-. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 21.750,- wordt geschat, en dat de veroordeelde de verplichting krijgt opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 10.875,-, rekening houdend met de rol van de veroordeelde en de medeveroordeelde tijdens de overval.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verplichting tot betaling aan de Staat heeft vastgesteld op het bedrag van € 10.875,-. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters van het hof, waarbij mr. M.J. Stolwerk buiten staat was om het arrest mede te ondertekenen.