ECLI:NL:GHARL:2016:7908

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
200.182.770/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging ontbinding huurovereenkomst wegens aanhoudende geluidsoverlast door huurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst. In eerste aanleg had de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden wegens aanhoudende geluidsoverlast veroorzaakt door de huurder, [appellant]. De verhuurder, Woningstichting Rentree, had herhaaldelijk klachten ontvangen over geluidsoverlast van de huurder, waaronder hard televisiegeluid. Ondanks pogingen van Rentree om de problemen op te lossen, bleef de huurder zich weigerachtig opstellen en veroorzaakte hij aanhoudende overlast. Het hof bevestigde het vonnis van de kantonrechter en oordeelde dat de huurder zich niet als een goed huurder had gedragen. De huurder had in hoger beroep één grief ingediend, maar het hof oordeelde dat deze niet voldoende was onderbouwd en dat de feiten die door de kantonrechter waren vastgesteld, niet gemotiveerd waren betwist. Het hof concludeerde dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was en veroordeelde de huurder in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.182.770/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel, locatie Zwolle 4090671 \ CV EXPL 15-2844)
arrest van 4 oktober 2016 in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: voorheen mr. M.H. Hogeman, kantoorhoudend te Zutphen, die zich heeft onttrokken,
tegen
Woningstichting Rentree,
gevestigd te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen:
Rentree,
advocaat: mr. R. Bressers, kantoorhoudend te Tilburg.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 26 mei 2015 en 6 oktober 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding (met één productie) in hoger beroep van 4 december 2015;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties).
2.2
De conclusie van de memorie van grieven strekt tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter van 6 oktober 2015 en tot het alsnog afwijzen van de vordering van Rentree, met veroordeling van Rentree in de proceskosten van beide instanties, alles uitvoerbaar bij voorraad.
2.3
Rentree heeft bij memorie van antwoord geconcludeerd (samengevat) tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, kosten rechtens.
2.4
[appellant] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de producties van Rentree bij memorie van antwoord.
2.5
Op de rol van 19 juli 2016 is de akte uitlating producties door [appellant] niet genomen. Op genoemde roldatum heeft de advocaat van [appellant] zich onttrokken aan de zaak. Stukken die door [appellant] zelf aan het hof zijn toegezonden, zijn geretourneerd omdat deze niet waren ingediend door een advocaat.
2.6
Op de rol van 2 augustus 2016 heeft zich niet een nieuwe advocaat gesteld voor [appellant] . Rentree heeft arrest gevraagd en daartoe de stukken overgelegd.

3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten die als vaststaand hebben te gelden.
3.2
[appellant] huurt van Rentree de woning aan de [a-straat] 60 te [A] (hierna: de woning). Op de tussen partijen geldende huurovereenkomst zijn de "Algemene Huurvoorwaarden 1994" van toepassing, waarin onder meer is opgenomen: "
Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken".
3.3
Bij Rentree zijn in de loop der jaren verschillende klachten over door [appellant] veroorzaakte geluidsoverlast (o.a. hard televisiegeluid) binnengekomen. Bij brieven van 30 augustus 2001 en 17 augustus 2004 heeft Rentree [appellant] verzocht om geen geluidsoverlast meer te veroorzaken.
3.4
In november en december 2008 en in januari 2009 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen Rentree en [appellant] naar aanleiding van klachten van [appellant] over zijn buren en vice versa.
3.5
Rentree heeft [appellant] bij brief van 4 februari 2010 ingelicht over klachten die zij heeft ontvangen over geluidsoverlast van video's en het schoonmaken van het platte dak.
3.6
Bij brief van 9 januari 2013 heeft Rentree [appellant] wederom aangeschreven over een klacht met betrekking tot geluidsoverlast, waarbij Rentree heeft aangekondigd samen met medewerkers van het Bijzonder Zorgteam op huisbezoek te zullen komen. Deze bespreking is door [appellant] afgezegd, alsook een bezoek van Rentree om de geluidsoverlast te bespreken. [appellant] heeft daarbij aangegeven dat de klachten ongegrond zijn, dat zijn buren ook geluidsoverlast veroorzaken en dat hij wil dat Rentree hem niet meer lastig valt met klachten over geluid.
3.7
Op 16 februari 2014 heeft de politie gereageerd op een klacht over geluidsoverlast. Ter plaatse van de woning heeft de politie geprobeerd met [appellant] in gesprek te gaan, maar laatstgenoemde was niet voor rede vatbaar, verbaal agressief en sloeg wartaal uit. De politie heeft [appellant] een formele waarschuwing gegeven en gezegd dat hij de volgende keer een gele kaart zou krijgen.
3.8
Bij brief van 31 maart 2014 heeft Rentree [appellant] ingelicht over een klacht met betrekking tot geluidsoverlast. [appellant] heeft naar aanleiding van deze brief naar Rentree gebeld, waarbij hij telefonisch "over de rooie" gegaan is, aldus de notitie die hiervan door Rentree is opgesteld. Het voor 4 april 2014 aangekondigde huisbezoek heeft door de opstelling van [appellant] geen doorgang gevonden.
3.9
Op 21 januari 2013, 23 april 2014 en 13 augustus 2014 heeft [appellant] bij Rentree geklaagd over het gedrag van zijn buurvrouw. In augustus 2014 heeft Rentree de buurvrouw schriftelijk aangesproken op haar gedrag.
3.1
Rentree heeft [appellant] bij brief van 24 september 2014 aangesproken op klachten over geluidsoverlast van de televisie. Het voor 1 oktober 2014 geplande huisbezoek, waarvoor Rentree ook de buurtcoach heeft uitgenodigd, is niet doorgegaan omdat [appellant] niet bereid was om het gesprek aan te gaan.
3.11
Op 12 oktober 2014 heeft een conflict plaatsgevonden waarbij [appellant] de fiets van de dochter van zijn buurvrouw kapot zou hebben gegooid. Toen [appellant] door de politie werd aangesproken, stelde hij zich verbaal agressief en beledigend op, waarna hij is aangehouden. Telefonisch contact tussen Rentree en [appellant] naar aanleiding van de klacht van de buurvrouw verliep moeizaam en zonder succes.
3.12
In een brief van 28 november 2014 heeft Rentree aan [appellant] laten weten dat zij graag bij hem op huisbezoek zou willen komen om te praten over recente meldingen van overlast door harde muziek. [appellant] heeft Rentree hierop telefonisch laten weten dat hij geen gesprek wil en dat hij geen overlast veroorzaakt.
3.13
Op 11 en 26 februari 2015 heeft Rentree meldingen van geluidsoverlast door [appellant] ontvangen. Op 16 februari 2015 heeft [appellant] telefonisch zijn ongenoegen geuit over het Bijzonder Zorgteam dat hem op verzoek van Rentree heeft bezocht. Volgens [appellant] uit zijn buurvrouw valse beschuldigingen en veroorzaakt hij geen overlast.
3.14
Begin maart 2015 heeft Rentree aan [appellant] een verbod opgelegd om anders dan schriftelijk met haar medewerkers in contact te treden. In weerwil van dit verbod heeft [appellant] op 6 maart 2015 telefonisch contact opgenomen met Rentree, waarbij hij zijn ongenoegen uitte over het bezoek van een monteur waarover hij niet was ingelicht en waarbij [appellant] door de telefoon heeft geschreeuwd. Het Bijzonder Zorgteam heeft [appellant] nogmaals bezocht op 9 maart 2015.
3.15
In eerste aanleg heeft Rentree gevorderd (samengevat) ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van [appellant] om de woning te ontruimen, met nevenvorderingen.
3.16
Bij het bestreden vonnis van 6 oktober 2015 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis tot ontruiming van de woning over te gaan. Het vonnis van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de ontruiming en de veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.17
Rentree heeft [appellant] aangezegd de woning op 12 november 2015 te zullen ontruimen. [appellant] is vervolgens een executie kort geding gestart teneinde de ontruiming te verhinderen. Bij vonnis van 11 november 2015 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle, de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten verwezen.
3.18
Op 12 november 2015 is de woning op last van Rentree ontruimd. De woning wordt thans door Rentree verhuurd aan een derde.

4.De beoordeling in hoger beroep

4.1
[appellant] heeft één genummerde grief ontwikkeld. De grief strekt ertoe dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat zijn beweerdelijke tekortschieten de ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. [appellant] stelt dat niet objectief is vastgesteld dat hij overlast heeft veroorzaakt. De beweerdelijke overlast behelst niet meer dan meerdere klachten van één persoon, te weten buurvrouw [B] , die woont aan de [a-straat] 58. Die klachten zijn niet serieus te nemen, aangezien [appellant] met [B] in onmin leeft en zij over en weer klachten over de ander indienen. Met de klachten van [appellant] over [B] heeft Rentree nauwelijks iets gedaan. Het is volgens [appellant] echter veelzeggend dat geen van de andere omwonenden op de nummers 54, 56, 62 en 64 klachten over hem hebben geuit. Bovendien zijn klachten geen bewijs van overlast of slecht huurderschap. Rentree heeft de klachten van [B] gebruikt als de spreekwoordelijke stok om van hem, een lastige huurder in de ogen van Rentree, af te komen, aldus tot zover [appellant] .
4.2
In de grief en de daarop gegeven toelichting leest het hof in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die [appellant] reeds in eerste aanleg heeft aangevoerd en die door de kantonrechter gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter ter motivering van zijn beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Het hof voegt hier aan toe dat de feiten die door de kantonrechter in eerste aanleg zijn vastgesteld, door [appellant] ook in hoger beroep onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. Deze feiten rechtvaardigen de conclusie dat [appellant] gedurende een langere periode, weliswaar met tussenpozen, maar toch aanhoudend ernstige overlast in zijn directe woonomgeving heeft veroorzaakt. Rentree heeft zelf en door tussenkomst van hulpverleners getracht de problemen op een constructieve manier aan te pakken, maar door de weigerachtige houding van [appellant] bleven deze pogingen vruchteloos. Alles bij elkaar is sprake van slecht huurderschap, en ook in een mate die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De grief faalt.
4.3
De slotsom luidt derhalve dat het vonnis van de kantonrechter van 6 oktober 2015, waarvan beroep, zal worden bekrachtigd.
4.4
[appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskosten aan de zijde van Rentree zullen worden vastgesteld op € 711,- aan verschotten en op € 894,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (1 punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 6 oktober 2015;
veroordeelt [appellant] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van Rentree tot aan deze uitspraak vast op € 894,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 711,- aan verschotten en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 oktober 2016.