ECLI:NL:GHARL:2016:7784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
200.137.907/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding en ontbinding koopovereenkomst door gebreken aan aanhangwagen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep van Fa. Van der Heide Kraanverhuur en anderen tegen G.S. Meppel B.V. De zaak draait om de vraag of de koopovereenkomst voor een aanhangwagen kan worden ontbonden vanwege gebreken, specifiek scheurvorming in de aangedreven as van de aanhangwagen. Het hof heeft eerder een bindende eindbeslissing genomen waarin werd geoordeeld dat de overeenkomst niet kon worden ontbonden. Echter, na nader debat tussen partijen heeft het hof besloten deze eindbeslissing te heroverwegen. Het hof heeft vastgesteld dat de aanhangwagen niet geschikt is voor gebruik in volledig beladen toestand, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming van de overeenkomst. Dit betekent dat de eerdere eindbeslissing mogelijk niet meer houdbaar is. Het hof heeft GS Meppel de gelegenheid geboden om zich uit te laten over de mogelijkheid van herstel van de aanhangwagen, maar GS Meppel heeft onvoldoende onderbouwd dat herstel mogelijk is. Het hof heeft daarom besloten de zaak naar de rol te verwijzen om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het voornemen van het hof om terug te komen op de eerdere eindbeslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.137.907/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/88582 / HA ZA 11-563)
arrest van 27 september 2016
in de zaak van

1.Fa. Van der Heide Kraanverhuur,

gevestigd te [A] ,
hierna:
Van der Heide Kraanverhuur,

2. [appellant2] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[appellant2] sr.,

3. [appellant3] ,

wonende te [C] ,
hierna:
[appellant3] jr.,
4.
[appellant4],
wonende te [B] ,

5. [appellante5] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[appellante5],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. P. Kowalczyk, kantoorhoudend te Rotterdam,
tegen
G.S. Meppel B.V.,
gevestigd te Meppel,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
GS Meppel,
advocaat: mr. V.V.A. Lipman, kantoorhoudend te Nijmegen.
Ten aanzien van het procesverloop tot 5 april 2016 verwijst het hof naar het arrest van die datum.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Na het genoemde tussenarrest hebben beide partijen een akte genomen. Zij hebben deze nieuwe stukken aan de eerder overgelegde procesdossiers toegevoegd. Het hof heeft op hun verzoek bepaald dat opnieuw arrest zal worden gewezen.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het gebrek dat op dit moment nog ter beoordeling voorligt, betreft scheurvorming in de aangedreven as van de aanhangwagen. In zijn arrest van 25 november 2014 heeft het hof overwogen dat dit gebrek er niet toe kan leiden dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst wordt ontbonden. Het hof heeft daartoe overwogen dat gesteld noch gebleken is dat nakoming van de op GS Meppel rustende verplichtingen blijvend onmogelijk is en G.S. Meppel ook niet in verzuim is geraakt. De vorderingen van [appellanten] c.s. om voor recht te verklaren dat G.S. Meppel ter zake van het niet kunnen gebruiken van de aanhangwagen schadeplichtig is, alsmede om G.S. Meppel te veroordelen aan [appellanten] c.s. schadevergoeding te betalen, kunnen blijkens dit (in beginsel) bindende eindoordeel evenmin worden toegewezen.
2.2
Het hof is bij dit oordeel ervan uitgegaan dat de gebreken aan de aanhangwagen zich voor herstel leenden. Die veronderstelling impliceerde niet alleen dat de scheurvorming zelf aan het overeengekomen gebruik in de weg stond, maar ook dat die scheurvorming niet wordt veroorzaakt door het enkele (normale) gebruik van de aanhangwagen. Die laatste veronderstelling is in de loop van het tussen partijen gevoerde debat echter ter discussie komen te staan: volgens GS Meppel is de scheurvorming veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik en overbelasting. Het hydraulische systeem is naar haar zeggen in strijd met de gebruikshandleiding gebruikt bij een volle belading van de aanhanger, en niet in 'lege of gedeeltelijk beladen' toestand. De aanhangwagen is volgens GS Meppel niet gemaakt om met het maximaal aantal kilo's aan de hand van de aandrijving te worden verplaatst. De scheurvorming is naar zeggen van GS Meppel 'naar alle waarschijnlijkheid' veroorzaakt doordat de aanhanger op deze wijze, in strijd met het bedieningsvoorschrift, is gebruikt (zie de brief van GS Meppel van 11 juni 2015). Ter comparitie van 16 september 2015 is dat van de zijde van GS Meppel als volgt geformuleerd: "Kennelijk is met de aanhangwagen het systeem getest terwijl sprake was van volle belading. Dat je dat niet kan doen, staat niet alleen in de handleiding, het is ook gewoon een kwestie van goed rentmeesterschap."
2.3
In het arrest van 1 december 2015 heeft het hof de discussie hierover als volgt samengevat: "Volgens G.S. Meppel is dat probleem [de nieuwe scheurvorming] het gevolg van gebruik van de aanhangwagen in strijd met het bedieningsvoorschrift. Zoals uit dat (meegeleverde) document blijkt, is de zelfstandige aandrijving namelijk slechts geschikt voor gebruik in lege of gedeeltelijk beladen toestand. Kennelijk is de hydraulische aandrijving gebruikt terwijl de aanhangwagen vol beladen was, aldus G.S. Meppel."
2.4
In haar akte van 29 december 2015 onder 18 en 19 bouwt GS Meppel hier als volgt op voort: "De ballastaanhangwagen is niet geschikt om met het maximaal aantal geladen kilo’s aan de hand van de aandrijving te worden verplaatst. (…) [appellanten] c.s., althans Aboma op verzoek van [appellanten] c.s, heeft de ballastaanhangwagen (…) in strijd met het bedieningsvoorschrift en het doel gebruikt en daarmee naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijke schade aan de ballastaanhangwagen veroorzaakt. (…) De uitkomst van deze functionele test, en de naar alle waarschijnlijkheid als gevolg hiervan optredende scheurvorming, kan dan ook geenszins worden gebruikt als bewijs voor de stelling van [appellanten] c.s. dat de ballastaanhangwagen niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen in de offerte van 10 juli 2007." Dit standpunt wordt in een nadere akte van 26 januari 2016 onder 5 kort herhaald. Het hof heeft vervolgens kort gezegd geconstateerd (i) dat [appellanten] mocht verwachten dat het hydraulische systeem ook bij volle belading kon worden gebruikt en (ii) dat beide partijen zich op het standpunt stellen dat de aanhangwagen ongeschikt is voor verplaatsing indien deze volledig beladen is. Een en ander heeft ertoe geleid dat het hof GS Meppel de gelegenheid heeft geboden zich uit te laten over de vraag of de aanhangwagen wel kan worden hersteld in die zin dat de hydraulische aandrijving daarna te gebruiken zal zijn in geheel beladen toestand.
2.5
Ondanks het feit dat GS Meppel uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld om zich omtrent de mogelijkheid van herstel uit te laten, heeft GS Meppel geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat zij, ondanks de mislukte eerdere poging, nu wel in staat zou zijn de aanhangwagen in overeenstemming met de overeenkomst te brengen. GS Meppel heeft op dit punt slechts het niet nader onderbouwde standpunt ingenomen dat herstel mogelijk is en heeft er voor het overige mee volstaan opnieuw de door het hof al vastgestelde tekortkoming (overigens andermaal onvoldoende gemotiveerd) te betwisten en aan te voeren, kort gezegd, dat zij zou moeten onderzoeken of de opnieuw optredende scheurvorming het gevolg is van een verkeerde wijze van gebruik, slijtage of een gebrek aan onderhoud. Hiermee heeft GS Meppel onvoldoende onderbouwd dat herstel van de aanhangwagen mogelijk is. Het lag, in het bijzonder gelet op het gegeven dat zij al eerder niet in staat is gebleken tot herstel van het hier bedoelde gebrek, op de weg van GS Meppel om hiervoor een deugdelijke feitelijke motivering te geven en, indien zij daartoe nader onderzoek noodzakelijk zou achten, de aanhanger (opnieuw) te onderzoeken. GS Meppel heeft niet gesteld dat zij dit heeft gedaan, of daartoe enige poging heeft ondernomen. Evenmin heeft zij aangevoerd dat [appellanten] haar heeft belet dit nader onderzoek te doen.
2.6
GS Meppel heeft bovendien onvoldoende toegelicht dat nader onderzoek naar de aanhangwagen daadwerkelijk noodzakelijk is. Aan de vraag van het hof lag immers het vaststaande feit ten grondslag dat de aanhangwagen niet aan de overeenkomst voldoet omdat deze niet bestemd is, en ook niet geschikt is, om volledig beladen aan de hand van de hydraulische aandrijving te worden verplaatst, terwijl [appellanten] wel mocht verwachten dat het hydraulische systeem ook bij volle belading kon worden gebruikt. Niet valt in te zien welke voor de verdere beoordeling relevante duidelijkheid dan met nader onderzoek aan de aanhangwagen nog kan worden verkregen.
2.7
Het hof ziet geen aanleiding om terug te komen op zijn oordeel dat de aanhangwagen niet aan de overeenkomst voldoet. Dat wordt niet anders door de opmerking die GS Meppel nog toevoegt, te weten dat de aanhangwagen wel degelijk volledig beladen aan de hand van de hydraulische aandrijving kan worden verplaatst, 'mits dit op een zorgvuldige wijze en in overeenstemming met het bedieningshandboek gebeurt'. In het licht van het voorgaande is dat zonder feitelijke onderbouwing (die ontbreekt) namelijk onbegrijpelijk.
2.8
De conclusie luidt dat - nu GS Meppel ondanks een uitdrukkelijke vraag van het hof niet gemotiveerd te kennen heeft gegeven dat de aanhangwagen kan worden hersteld in die zin, dat de hydraulische aandrijving daarna in geheel beladen toestand te gebruiken zal zijn - het er na de laatste akte van GS Meppel voor moet worden gehouden dat herstel van het hiervoor besproken gebrek niet mogelijk is, zoals [appellanten] onder verwijzing naar de eerdere (niet geslaagde) poging van GS Meppel heeft aangevoerd.
2.9
Dit een en ander is het resultaat van uitgebreide discussie tussen partijen. Door deze ontwikkeling dient de vraag zich aan of het hof gebonden is aan de eerder geven eindbeslissing dat de overeenkomst niet kan worden ontbonden. Indien, zoals inmiddels is vast komen te staan, de aandrijving van de aanhangwagen ongeschikt is om in geheel beladen toestand te worden gebruikt, en als bovendien vaststaat dat dit gebrek niet kan worden hersteld, is immers sprake van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming en geldt niet het vereiste van verzuim voor het intreden van de gevolgen van de tekortkoming.
2.1
Het hof kan slechts in uitzonderlijke gevallen terugkomen op de in dit verband genomen eindbeslissing: de rechter die in een tussenuitspraak een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist, is hieraan namelijk in beginsel gebonden in het verdere verloop van het geding. Deze gebondenheid heeft een – uit een oogpunt van goede procesorde positief te waarderen – op beperking van het debat gerichte functie
(HR 4 mei 1984, LJN AG4805, NJ 1985/3). Zij geldt evenwel niet onverkort. De eisen van een goede procesorde brengen immers tevens mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (HR 25 april 2008, LJN BC2800, NJ 2008/553). Een bindende eindbeslissing berust onder meer op een onjuiste feitelijke grondslag indien de rechter, na een dergelijke heroverweging, inziet dat zijn uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel was gegrond op een onhoudbare feitelijke lezing van een of meer gedingstukken, welke lezing, bij handhaving, zou leiden tot een einduitspraak waarvan de rechter overtuigd is dat die ondeugdelijk zou zijn. De rechter dient in een dergelijk geval te motiveren waarom het terugkomen van de eerder gegeven bindende eindbeslissing in dit opzicht geboden is (vgl. HR 5 januari 1996, LJN ZC1946, NJ 1996/597 en HR 16 januari 2004, LJN AM2358, NJ 2004/318).
2.11
Het hof heeft deze motivering hiervoor gegeven en is dan ook voornemens op haar eindbeslissing terug te komen. Daarmee zou de vordering tot ontbinding weer ter beoordeling voorliggen. Dat geldt ook voor de vorderingen van [appellanten] c.s. om voor recht te verklaren dat G.S. Meppel ter zake van het niet kunnen gebruiken van de aanhangwagen schadeplichtig is, alsmede om G.S. Meppel te veroordelen aan [appellanten] c.s. schadevergoeding te betalen. Omdat de hiervoor genoemde vorderingen in de loop van de procedure geheel buiten beeld zijn geraakt, en het debat daarover in het licht van de nieuw gebleken feiten nog niet is gevoerd, zal het hof in dit geval de zaak naar de rol verwijzen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het voornemen van het hof om op zijn tussenbeslissing terug te komen. Als eerste partij zal GS Meppel zich daarover kunnen uitlaten.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 25 oktober 2016 teneinde GS Meppel in de gelegenheid te stellen het hof bij akte nadere informatie te verstrekken zoals hiervoor bedoeld onder 2.10;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. H.E. de Boer en mr. M.B. Beekhoven
van den Boezem en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het
openbaar uitgesproken op dinsdag 27 september 2016.