ECLI:NL:GHARL:2016:7703

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
21-002918-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een voetbaltrainer voor ontucht met minderjarige pupillen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een voetbaltrainer die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige pupillen. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van meerdere ontuchtige handelingen met jongens die onder zijn zorg stonden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2010 tot 2014 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met verschillende minderjarigen, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. De verdachte heeft ontkend seksuele intenties te hebben gehad, maar het hof oordeelde dat de handelingen, zoals het aanraken van de geslachtsdelen van de slachtoffers, objectief gezien als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd. Het hof heeft de verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor de vrijspraak van een van de tenlastegelegde feiten, maar heeft de andere feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een behandelverplichting. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002918-15
Uitspraak d.d.: 22 september 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
1 mei 2015 met parketnummer 05-740144-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.H.O. Schaapherder, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep van het hem onder 6 tenlastegelegde vrijgesproken. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover thans nog aan de orde en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te [plaats] , en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboortedatum [1997] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit het opzettelijk betasten en/of aanraken van en of het knijpen in en/of het omdraaien van de penis en/of de balzak/ballen van die [slachtoffer 1] ;
2:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot 1 maart 2014 te [plaats] , en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboortedatum
[2000] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit het opzettelijk betasten en/of aanraken van en/of het knijpen in en/of het omdraaien van de penis en/of de balzak/ballen van die [slachtoffer 2] ,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die met toestemming van zijn ouders bij verdachte thuis een film ging kijken;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot 1 maart 2014 te [plaats] , en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboortedatum [1999] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit het opzettelijk betasten en/of aanraken van en of het knijpen in en/of het omdraaien van de penis en/of de balzak/ballen van die [slachtoffer 3] ,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die van verdachte voetbaltraining kreeg;
4:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 mei 2014 te [plaats] , en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 4] , geboortedatum [1999] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit het opzettelijk betasten en/of aanraken van en of het knijpen in en/of het omdraaien van de penis en/of de balzak/ballen van die [slachtoffer 4] ,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die van verdachte voetbaltraining kreeg;
5:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 1 juli 2014, te [plaats] , en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 5] , geboortedatum [1999] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit het opzettelijk betasten en/of aanraken van en of het knijpen in en/of het omdraaien van de penis en/of de balzak/ballen van die [slachtoffer 5] ,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die van verdachte voetbaltraining kreeg en/of die met toestemming van zijn ouders bij verdachte logeerde;
7:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 augustus 2009 te [plaats] , en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met [slachtoffer 6] , geboortedatum [1996] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen te plegen,
zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer 6] heeft gebracht en/of over de blote buik van die [slachtoffer 6] heeft gewreven, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor aanraking van de penis van [slachtoffer 1] door verdachte.
Voorts heeft de verdediging ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 betoogd dat verdachte geen seksuele intentie heeft gehad ten opzichte van de jongeren, zodat de seksuele component van de tenlastegelegde ontucht wegvalt. Volgens de verdediging heeft verdachte geen enkel opzet, ook niet voorwaardelijk, gehad op het ontuchtige karakter en die (voorwaardelijke) opzet is wel vereist voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 7 heeft de verdediging aangegeven dat enkel vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer 6] over zijn onderbuik heeft gekriebeld en dat voor het in de onderbroek steken van zijn hand door verdachte onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. Mocht toch worden aangenomen dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dan kan het feit niet worden gekwalificeerd als “een poging tot ontucht”, aangezien verdachte op verzoek van [slachtoffer 6] is gestopt met op zijn buik kriebelen en [slachtoffer 6] ook nooit het idee heeft gehad dat het tot ontucht zou hebben geleid.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 en 7 ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door het hof
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof dat de vader van [slachtoffer 1] op 17 juli 2014 aangifte heeft gedaan bij de politie. De vader van [slachtoffer 1] heeft daarbij verklaard dat verdachte op enig moment bij hen thuis logeerde. Verdachte en [slachtoffer 1] waren in een gesprek verzeild geraakt over de lengte van de geslachtsdelen. [slachtoffer 1] kon zich nog herinneren dat verdachte aan hem heeft gevraagd : “heb je “hem” al een keer opgemeten”. Uiteindelijk stond [slachtoffer 1] met zijn onderbroek naar beneden voor verdachte, die vervolgens met een prikkende beweging de stam van de penis aanraakte en daarbij zei: “Vanaf hier moet je meten”.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 27 februari 2015 verklaard dat hij heeft aangewezen vanaf waar [slachtoffer 1] de lengte van zijn penis moest meten. Voorts heeft hij bij de politie verklaard dat hij met [slachtoffer 1] heeft gesproken over het opmeten van de penis. Hij heeft toen ook verklaard dat het zou kunnen dat hij daarbij de penis heeft aangeraakt.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die aangever/getuige worden genoemd op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad staat hier echter tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met geloofwaardige verklaringen van het slachtoffer toch het volgens de wet vereiste minimum aan bewijs kan opleveren.
In casu erkent verdachte dat er tussen hem en [slachtoffer 1] is gesproken over het opmeten van de penis en geeft hij aan dat hij de penis kan hebben aangeraakt. Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende steun vindt in ander bewijs, namelijk in deze door verdachte zelf afgelegde verklaringen. Hiermee is voldaan aan het wettig bewijsminimum. Het ten laste gelegde feit kan derhalve worden bewezen.
Ten aanzien van het verweer voor de feiten 1 tot en met 5 dat verdachte met zijn handelen geen seksuele intenties heeft gehad, waardoor het ten laste gelegde bestanddeel “ontucht” en de opzet daarop niet bewezen zou kunnen worden verklaard, overweegt het hof als volgt.
Voorop moet worden gesteld dat van een ontuchtige handeling sprake is bij een handeling van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm. Of een handeling als zodanig kan worden aangemerkt, hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhouding tussen betrokkenen en de wijze van aanraking. Bij handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm wegens strijd met de sociaal-ethische norm als ontuchtig worden gekwalificeerd, kan het ontuchtige karakter hieraan komen te ontvallen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval. Anderzijds is denkbaar dat een handeling die niet direct een ontuchtig karakter draagt, toch als zodanig wordt aangemerkt door de omstandigheden van het geval, waarbij de intentie van de dader gewicht in de schaal kan leggen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd. Verdachte ontkent dat hij met deze handelingen seksuele intenties heeft gehad. Deze handelingen, te weten: het aanraken, knijpen en omdraaien van de penis en/of de ballen/balzak, hebben naar het oordeel van het hof naar de uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter en zijn objectief gezien zozeer in strijd met de sociaal-ethische norm dat sprake is van ontuchtige handelingen. De individuele beleving van de dader is hierbij van belang. Daarbij weegt ook mee het leeftijdsverschil tussen verdachte en de aangevers. Verdachte was zo rond de dertig jaar en de aangevers dertien tot en met vijftien jaren oud. Daaruit vloeit voort dat er een duidelijk verschil in de seksuele ontwikkeling tussen verdachte en de aangevers aanwezig was.
Verdachte heeft deze handelingen verpakt in het geven van blessurebehandelingen en amicaal gedrag, zoals omarmingen of stoeierij, maar dat ontneemt niet het ontuchtige karakter aan die handelingen. Gelet op de verklaringen van de aangevers ieder voor zich en in samenhang bezien, is het hof van oordeel dat niet alleen sprake is geweest van amicale, toevallige of onbedoelde handelingen, maar ook van heel bewust verrichte ontuchtige handelingen. Verdachte heeft derhalve opzet gehad op het plegen van de ontuchtige handelingen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde overweegt het hof dat aangever heeft verklaard dat hij naar verdachte ging om samen met verdachte zijn boeken te kaften. Na het kaften van de boeken gingen verdachte en aangever samen op de bank voetbal zitten kijken. Verdachte ging heel dicht naast aangever op de bank zitten en ging met zijn hand onder zijn shirt en daarna in zijn onderbroek tot net boven zijn penis. Verdachte ging met zijn hand over de onderbuik van aangever de onderbroek in en dan er weer uit. Verdachte heeft dit een aantal keren gedaan. Verdachte ontkent dat hij met zijn hand in de onderbroek van aangever heeft gezeten, maar heeft wel bekend dat hij verdachte op de onderbuik heeft gekriebeld.
Het hof gaat bij de beoordeling van het bewijs uit van de verklaring van aangever. Het hof heeft geen redenen om aan die verklaring van aangever te twijfelen. Aangever verklaart gedetailleerd over de handelingen die door verdachte zijn verricht. Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende steun vindt in ander bewijs, namelijk in de door verdachte zelf afgelegde verklaring. Hiermee is voldaan aan het wettig bewijsminimum.
Het hof is van oordeel dat de onder 7 ten laste gelegde handelingen van verdachte zonder meer als ontuchtig (handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm) kunnen worden aangemerkt als deze zouden zijn voortgezet door verdachte. Alle feiten in onderlinge samenhang bezien is dit het zoveelste feit waarin verdachte probeert een jongen bij zijn penis aan te raken, te betasten of vast te pakken. Er is dan ook sprake van een poging tot het plegen van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te [plaats] ,
en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboortedatum [1997] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd,
(telkens)bestaande uit het opzettelijk
betasten en/ofaanraken
van en of het knijpen in en/of het omdraaienvan de penis
en/of de balzak/ballenvan die [slachtoffer 1] ;
2:
hij
(op meerdere tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot
1 maart 2014 te [plaats] ,
en/of elders in Nederland,met [slachtoffer 2] , geboortedatum [2000] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens
)bestaande uit het opzettelijk
betasten en/ofaanraken van en/of het knijpen in
en/of het omdraaien vande penis
en/of de balzak/ballenvan die [slachtoffer 2]
,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die met toestemming van zijn ouders bij verdachte thuis een film ging kijken;
3:
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot 1 maart 2014 te [plaats] ,
en/of elders in Nederland,met [slachtoffer 3] , geboortedatum [1999] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens
)bestaande uit het opzettelijk betasten en/of
aanraken van en of het knijpen in en/ofhet omdraaien van de penis
en/of de balzak/ballenvan die [slachtoffer 3] ,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die van verdachte voetbaltraining kreeg;
4:
hij
(op meerdere tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 1 juni 2013 tot en met
31 mei 2014 te [plaats] ,
en/of elders in Nederland,met [slachtoffer 4] , geboortedatum
[1999] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens
)bestaande uit het opzettelijk betasten en/of
aanraken van en of het knijpen in en/ofhet omdraaien van de penis en/of de balzak/ballen van die [slachtoffer 4] ,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die van verdachte voetbaltraining kreeg;
5:
hij
(op meerdere tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 1 juli 2012 tot en met
1 juli 2014, te [plaats] ,
en/of elders in Nederland,met [slachtoffer 5] , geboortedatum
[1999] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd,
(telkens
)bestaande uit het opzettelijk betasten
en/of aanraken van en of het knijpen in en/of het omdraaienvan de penis en/of de balzak/ballen van die [slachtoffer 5] ,
terwijl verdachte dat feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een persoon die van verdachte voetbaltraining kreeg en/of die met toestemming van zijn ouders bij verdachte logeerde;
7:
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2009 tot en met 31 augustus 2009 te [plaats] ,
en/of elders in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met [slachtoffer 6] , geboortedatum [1996] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen te plegen,
zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer 6] heeft gebracht en
/ofover de blote buik van die [slachtoffer 6] heeft gewreven, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit is begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde pupil, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
poging tot met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen die grotendeels aan zijn zorg waren toevertrouwd. Hij was de voetbaltrainer van meerdere slachtoffers en een van de jongens logeerde bij verdachte op het moment dat de ontucht plaatsvond. Verdachte heeft rondom de voetbaltrainingen die hij gaf ontuchtige handelingen met de jongens verricht en een aantal van hen bij hem thuis uitgenodigd en ook daar ontuchtige handelingen met hen verricht. Door zo te handelen heeft verdachte, mede gelet op het leeftijdsverschil van ongeveer 15 jaar en het daaruit voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de nog jonge slachtoffers en heeft hij het in hem gestelde vertrouwen beschaamd. Verdachte heeft bovendien het vertrouwen dat de voetbalclub en de ouders van de jeugdige voetballers in hem hadden geschaad.
De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van de slachtoffers ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op de ongestoorde (seksuele) ontwikkeling van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij jeugdige slachtoffers van een delict als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun sociale en seksuele ontwikkeling ernstig kunnen worden belemmerd.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het voorafgaande in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
In het voordeel van verdachte weegt dat hij blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 9 augustus 2016 niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het rapport van psychologisch onderzoek, gedateerd 24 september 2014, opgemaakt door [naam] , psycholoog. De psycholoog heeft in haar rapport een nader onderzoek aanbevolen om vast te stellen in hoeverre bij verdachte sprake is van pedofilie en van ernstige persoonlijkheidspathologie. In een behandelcontact zou daar door middel van procesdiagnostiek meer zicht op kunnen worden verkregen. Geadviseerd wordt om verdachte hiervoor aan te melden bij een forensische kliniek zoals [kliniek] .
De reclassering heeft in haar advies van 14 januari 2015 de aanbevelingen van de psycholoog overgenomen en geadviseerd dat verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde zal worden verplicht mee te werken aan een nader diagnostisch onderzoek en dat verdachte verplicht zal worden een behandeling te volgen.
Het hof is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met een andere straf dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast acht het hof het van groot belang dat verdachte nader zal worden onderzocht en zo nodig behandelingen zal volgen zoals geadviseerd door de psycholoog en de reclassering, teneinde recidive te voorkomen.
Het hof legt daarom aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 12 maanden. Het hof zal een gedeelte van die straf, te weten voor de duur van 8 maanden, voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan dergelijke feiten en om mogelijk te maken dat verdachte zal worden behandeld. Het hof zal daarom aan het op te leggen voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden, zoals ook geadviseerd door de psycholoog en de reclassering. Gelet op de aard van de gepleegde delicten en de langere periode waarin deze zijn gepleegd, alsmede op de tijd die eventuele noodzakelijke behandelingen zullen duren, zal het hof de proeftijd bepalen op vijf jaren. Daarnaast zal het hof een contactverbod opleggen en bepalen dat verdachte gedurende de proeftijd geen activiteiten zal verrichten waarbij contact met jeugdigen niet kan worden vermeden.
Bij de duur van het onvoorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf heeft het hof er rekening mee gehouden dat de aan verdachte bij bijzondere voorwaarde opgelegde behandeling zwaar zal zijn en dat de gevolgen van deze strafzaak ook voor hem al groot zijn geweest. Verdachte is immers naar aanleiding van deze strafzaak verhuisd en in de nieuwe gemeente waar hij kwam te wonen is melding gemaakt van deze strafzaak. Voorts houdt het hof rekening met het tijdsverloop sinds het plegen van onderhavige feiten.
Anders dan de rechtbank heeft gedaan en thans door de advocaat-generaal is gevorderd, zal het hof de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu aan de eisen ex artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht niet is voldaan. Het hof acht het recidivegevaar thans niet zodanig hoog dat dit een uitzondering op de hoofdregel dat de tenuitvoerlegging van sancties pas start als een veroordeling onherroepelijk is, rechtvaardigt. Het hof betrekt bij deze overweging ook dat de voorlopige hechtenis van verdachte door de rechter-commissaris is geschorst en dat formeel de daarbij bepaalde schorsingsvoorwaarden nog van kracht zijn.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.056,26, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.052,20, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.062,06, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.814,26, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.114,26, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.700,- vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Het verzoek om termijnbetaling van de vorderingen van de benadeelde partijen

De raadsman heeft verzocht te bepalen dat verdachte de vorderingen van de benadeelde partijen in termijnen mag betalen. Het hof wijst dit verzoek toe voor zover het de schadevergoedingsmaatregel betreft. Voor bepaling dat de civiele vorderingen in termijnen mogen worden betaald biedt het recht geen aanknopingspunt. Het hof zal bepalen dat het totaal van de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen binnen twee jaar kan worden voldaan in opeenvolgende maandelijkse termijnen van elk € 250,- en met een laatste termijn ten bedrage van het dan nog resterende bedrag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24a, 36f, 45, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat
 de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren of
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
 geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij Reclassering Nederland ( [adres] ). Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hieronder wordt ook begrepen het verlenen van medewerking aan huisbezoek;
 dat de veroordeelde verplicht zal meewerken aan nader diagnostisch onderzoek (ten einde duidelijkheid te krijgen over de aanwezigheid van achterliggende problematiek) en indien er achterliggende problematiek is vastgesteld, zich verplicht hiervoor zal laten behandelen bij [kliniek] , forensische psychiatrische polikliniek, of een soortgelijke forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich ook zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 dat de veroordeelde op geen enkele wijze contact mag opnemen met aangevers
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en
[slachtoffer 6] , zolang de reclassering dit nodig acht;
 dat de veroordeelde niet als (voetbal)trainer noch in een andere functie, betaald of onbetaald, activiteiten zal verrichten bij bijvoorbeeld enige (sport)vereniging en/of een school en/of een instelling, waarbij contact met jeugdigen niet kan worden vermeden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.056,26 (duizend zesenvijftig euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 56,26 (zesenvijftig euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.056,26 (duizend zesenvijftig euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 56,26 (zesenvijftig euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.052,20 (duizend tweeënvijftig euro en twintig cent) bestaande uit € 52,20 (tweeënvijftig euro en twintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.052,20 (duizend tweeënvijftig euro en twintig cent) bestaande uit € 52,20 (tweeënvijftig euro en twintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.062,06 (duizend tweeënzestig euro en zes cent) bestaande uit € 62,06 (tweeënzestig euro en zes cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.062,06 (duizend tweeënzestig euro en zes cent) bestaande uit € 62,06 (tweeënzestig euro en zes cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.114,26 (duizend honderdveertien euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 114,26 (honderdveertien euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.114,26 (duizend honderdveertien euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 114,26 (honderdveertien euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Termijnbetaling

Bepaalt dat verdachte het totaal van de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de benadeelde partijen binnen een maximale termijn van twee jaar kan voldoen in opeenvolgende maandelijkse termijnen van elk € 250,- en met een laatste termijn ten bedrage van het dan nog resterende bedrag.
Aldus gewezen door
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo, voorzitter,
mr. R. van den Heuvel en mr. R.H. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 22 september 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 september 2016.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
J.R.M. Roetgerink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.