In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 februari 2015, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2010, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.732 had. De Inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag verminderd tot € 35.050 na bezwaar van belanghebbende. Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op een hogere aftrek van specifieke zorgkosten en rente op geldleningen, maar de Inspecteur heeft deze kosten niet in aftrek toegelaten. Tijdens de zitting op 7 september 2016 is belanghebbende niet verschenen, ondanks een verzoek om uitstel dat door het Hof is afgewezen. Het Hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan door de Inspecteur is verleend. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.