ECLI:NL:GHARL:2016:7535

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
200.179.623
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een zaak wegens betrokkenheid van het gerechtshof in een privégeschil van advocaten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep waarin appellanten, bestaande uit zes personen, een vordering tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam hebben ingediend. Dit verzoek is gedaan op basis van de betrokkenheid van hun advocaten bij een privégeschil dat zou kunnen leiden tot een belangenconflict. De advocaten van appellanten zijn betrokken bij een langdurige juridische strijd met de gemeente Borne, die ook als geïntimeerde in deze zaak optreedt. De appellanten stellen dat het handelen van de geïntimeerden erop gericht is om hen te schaden door hun advocaten in diskrediet te brengen, wat hen zou kunnen beïnvloeden in de rechtszaak.

Het Gerechtshof heeft de procedure in eerste aanleg besproken en verwees naar een eerder vonnis van de rechtbank Overijssel. In het hoger beroep hebben de appellanten hun verzoek tot verwijzing onderbouwd met argumenten over de betrokkenheid van hun advocaten en de impact daarvan op de rechtsgang. De geïntimeerden hebben echter betwist dat de advocaten van appellanten een partij zijn in het geschil, en hebben verzocht om afwijzing van de vordering tot verwijzing.

Het Gerechtshof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er geen sprake is van een privégeschil van de advocaten van appellanten dat de verwijzing rechtvaardigt. De betrokkenheid van het gerechtshof bij de zaak is niet zodanig dat een andere rechtbank de zaak zou moeten behandelen. De vordering tot verwijzing is dan ook afgewezen. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindarrest. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor partijberaad, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.179.623
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/175707)
arrest van 13 september 2016
in de zaak van

1.[appellante 1] ,2. [appellant 2] ,

3. [appellante 3] ,

4. [appellante 4] ,

5. [appellant 5] ,

6. [appellante 6] ,

allen wonende te [plaatsnaam] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. drs. S.J.P. Kukolja,
tegen:

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [plaatsnaam] ,

2. [geïntimeerde 2] ,

wonende te [plaatsnaam] ,

3. [geïntimeerde 3] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
4.de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Borne,
zetelend te Borne,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. B.S. ten Kate.
Appellanten in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk appellanten worden genoemd.
Geïntimeerden in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk geïntimeerden worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het gerechtshof naar de inhoud van het vonnis van
2 oktober 2015 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, tussen appellanten als eisers en geïntimeerden als gedaagden heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 19 oktober 2015,
- de memorie van grieven houdende een incidentele grief tot verwijzing en houdende een wijziging van eis,
- de memorie van antwoord tevens in het incident.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het gerechtshof overgelegd en heeft het gerechtshof arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1
Bij memorie van grieven hebben appellanten geconcludeerd dat het gerechtshof bij arrest in het incident, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de zaak zal verwijzen in de stand waarin deze zich bevindt naar het gerechtshof Amsterdam. Zij hebben daartoe aangevoerd, kort gezegd, dat partijen vanaf 2007 in een lange en bittere strijd zijn verwikkeld met de gemeente Borne en dat het handelen van geïntimeerden erop gericht is geweest om appellanten te schaden door hun advocaten in diskrediet te brengen (onder meer door het zenden van stukken uit een strafdossier tegen een van de advocaten van appellanten naar de deken), welk handelen onderwerp is van het geschil tussen partijen. Daarmee worden de advocaten van appellanten en hun processtrategie (ook privé) onderwerp van dat geschil. Omdat de advocaten van appellanten regelmatig pleiten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, wensen zij verwijzing naar een ander gerechtshof. Bij memorie van antwoord hebben geïntimeerden geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot verwijzing. Geïntimeerden hebben daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat de advocaten van appellanten geen partij zijn bij het onderhavige geschil tussen partijen.
3.2
In de parlementaire geschiedenis van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: RO) gelezen in verband met die van artikel 46b RO (TK, vergaderjaar 2010-2011, 32 891, nr. 3, blz. 52 en 53) staat beschreven dat op grond van genoemde artikelen verwijzing mogelijk wordt gemaakt wanneer naar het oordeel van het verwijzende gerechtshof door “betrokkenheid van het gerechtshof” behandeling van de zaak door een ander gerechtshof gewenst is. Deze formulering maakt het niet alleen mogelijk te verwijzen wanneer een medewerker van het gerechtshof partij of betrokkene is bij een zaak, maar ook wanneer bijvoorbeeld sprake is van een geschil van een advocaat die regelmatig bij het bevoegde gerechtshof pleit voor zijn cliënten en nu een privégeschil heeft. In deze zaak is dat alles niet aan de orde. Van een privégeschil van de advocaten van appellanten is geen sprake. Het gerechtshof ziet in het door appellanten in dit incident geschetste onderwerp van het geschil en het feit dat de advocaten van appellanten van partijen regelmatig voor dit gerechtshof pleiten, op zichzelf noch in onderling verband gezien aanleiding de zaak op grond van artikel 62b RO in verband met betrokkenheid van het gerechtshof bij de zaak voor verdere behandeling te verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam. De vordering in het incident tot verwijzing zal daarom worden afgewezen. De beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot hierover bij eindarrest zal worden beslist.
3.3
Het gerechtshof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor partijberaad in de zin van artikel 2.19 van het (met ingang van 1 september 2016 geldende) Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven. Verder zal het gerechtshof iedere beslissing aanhouden.
4. De beslissing
Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
in het incident:
wijst de vordering tot verwijzing af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de roldatum 27 september 2016 voor partijberaad als onder 3.3 genoemd;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.L.R. Wefers Bettink, C.J.H.G. Bronzwaer en K.J. Haarhuis en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 september 2016.