In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep waarin appellanten, bestaande uit zes personen, een vordering tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam hebben ingediend. Dit verzoek is gedaan op basis van de betrokkenheid van hun advocaten bij een privégeschil dat zou kunnen leiden tot een belangenconflict. De advocaten van appellanten zijn betrokken bij een langdurige juridische strijd met de gemeente Borne, die ook als geïntimeerde in deze zaak optreedt. De appellanten stellen dat het handelen van de geïntimeerden erop gericht is om hen te schaden door hun advocaten in diskrediet te brengen, wat hen zou kunnen beïnvloeden in de rechtszaak.
Het Gerechtshof heeft de procedure in eerste aanleg besproken en verwees naar een eerder vonnis van de rechtbank Overijssel. In het hoger beroep hebben de appellanten hun verzoek tot verwijzing onderbouwd met argumenten over de betrokkenheid van hun advocaten en de impact daarvan op de rechtsgang. De geïntimeerden hebben echter betwist dat de advocaten van appellanten een partij zijn in het geschil, en hebben verzocht om afwijzing van de vordering tot verwijzing.
Het Gerechtshof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er geen sprake is van een privégeschil van de advocaten van appellanten dat de verwijzing rechtvaardigt. De betrokkenheid van het gerechtshof bij de zaak is niet zodanig dat een andere rechtbank de zaak zou moeten behandelen. De vordering tot verwijzing is dan ook afgewezen. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindarrest. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor partijberaad, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.