ECLI:NL:GHARL:2016:7389

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
WAHV 200.155.735
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na vernietiging inleidende beschikking door de officier van justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 7 augustus 2014 een verzoek tot vergoeding van proceskosten had afgewezen. De betrokkene had in eerste instantie een inleidende beschikking ontvangen van de officier van justitie, welke bij beslissing van 23 januari 2014 werd vernietigd wegens gebrek aan voldoende informatie. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een tussenarrest van 10 mei 2016 overwogen dat de gemachtigde van de betrokkene niet behoorlijk was opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter. Hierdoor heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de afwijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding door de officier van justitie onterecht was, omdat de inleidende beschikking was herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het hof heeft daarom het verzoek om vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep toegewezen. De gemachtigde van de betrokkene had in deze fase een beroepschrift ingediend, waarvoor het hof een proceskostenvergoeding heeft vastgesteld op € 243,50.

Daarnaast heeft het hof ook de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de fase van het beroep bij de kantonrechter en in hoger beroep toegewezen. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 547,87, bestaande uit € 243,50 voor de procedure bij de officier van justitie en € 304,37 voor de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep. Het arrest is gewezen door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Arntz als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.155.735
14 september 2016
CJIB 171241946
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 7 augustus 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 10 mei 2016 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Ingevolge voormeld tussenarrest is de gemachtigde van de betrokkene uitgenodigd om ter zitting van het hof te verschijnen.
De zaak is behandeld ter zitting van 31 augustus 2016. De betrokkene en de gemachtigde zijn, zoals tevoren bericht, niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. H. de Ruijter.

Beoordeling

1. Gelet op de inhoud van het tussenarrest, waarin is overwogen dat de gemachtigde niet behoorlijk is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter van 7 augustus 2014, zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen. Gelet hierop zal het hof het bij de kantonrechter ingestelde beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
2. Het geschil beperkt zich tot de afwijzing door de officier van justitie van het namens de betrokkene ingediende verzoek tot vergoeding van kosten, gemaakt in de fase van het administratief beroep.
3. Vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep vindt ingevolge het tweede lid van artikel 7:28 Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitsluitend plaats indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
4. Zoals het hof heeft overwogen in voornoemd tussenarrest, heeft de officier van justitie het namens de betrokkene ingestelde beroep tegen de inleidende beschikking bij beslissing van 23 januari 2014 gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd.
De beslissing van de officier van justitie houdt in dit verband het volgende in:
"U hebt beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie. De beschikbare informatie is onvoldoende om een zorgvuldige afweging te maken van de door u genoemde argumenten.
Alles overwegende vernietigt de officier van justitie de beschikking. De opgelegde sanctie én de administratiekosten behoeft u niet te voldoen."
5. Het hof is van oordeel dat hieruit volgt dat de inleidende beschikking is herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het tijdig ingediende verzoek tot vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep dient derhalve te worden toegewezen.
6. Het hof zal derhalve, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, met gegrondverklaring van het beroep daartegen en vernietiging van de beslissing van de officier van justitie in zoverre, bepalen dat aan de betrokkene voor wat betreft de fase van het administratief beroep een proceskostenvergoeding wordt toegekend.
7. In het administratief beroepschrift is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 487,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van
€ 243,50 (=1 x € 487,- x 0,5).
8. Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter en in hoger beroep. Nu de beslissing van de kantonrechter en die van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift. Voorts heeft de gemachtigde in hoger beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een hoger beroepschrift en het indienen van een nadere toelichting op het beroep. Aan het indienen van het beroepschrift dient één punt te worden toegekend en aan het indienen van een nadere toelichting een half punt. De waarde per punt bedraagt, gelet op het tijdstip van het indienen, € 487,-. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past het hof wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Dit leidt tot de volgende berekening: 2,5 x € 487,- x 0,25 = € 304,37.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, beslist het hof als volgt.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, de beslissing van de officier van justitie van 23 januari 2014, voor zover daarbij het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van (€ 243,50 in de procedure bij de officier van justitie plus € 304,37 in de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep is) in totaal € 547,87.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.