ECLI:NL:GHARL:2016:7339

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
200.190.776/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betaald griffierecht en afwijzing beroep op hardheidsclausule

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, heeft de appellant, h.o.d.n. [A], hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had het griffierecht van € 311,- niet tijdig voldaan, terwijl de geïntimeerden tijdig hun griffierecht van € 718,- hadden betaald. De appellant heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule, omdat hij stelde dat hij niet in staat was het griffierecht tijdig te betalen. Het hof heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betalingsonmacht. De advocaat van de appellant had aangevoerd dat zijn cliënt niet tijdig de financiële middelen had kunnen aanleveren, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende onderbouwd was. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant geen bijkomende omstandigheden had gesteld die een uitzondering op de regel rechtvaardigden. Daarom heeft het hof de geïntimeerden van instantie ontslagen en de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 13 september 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.190.776/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3016330 \ CV EXPL 14-3679)
arrest van 13 september 2016 in de zaak van
[appellant], h.o.d.n. [A] ,
wonende te [B] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
in eerste aanleg: eiser in vrijwaring,
advocaat: mr. D.J. Kap, kantoorhoudend te Groningen,
tegen

1.de v.o.f. Assurantiën & Makelaardij Van Hoogen-Roden,

gevestigd te Roden (gemeente Noordenveld), en haar vennoten
2.
[geïntimeerde1] ,en
3.
[geïntimeerde2],
beiden wonende te [B] (gemeente Noordenveld),
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in vrijwaring,
hierna:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. H.B.W. Beekman, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 20 januari 2015 en 21 juli 2015 van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploten van 20 oktober 2015 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van voormelde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerden] c.s. tegen de zitting van 10 mei 2016. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van [appellant] , met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van beide instanties.
2.2
Het door partijen verschuldigde griffierecht diende uiterlijk op 7 juni 2016 te worden betaald. [appellant] heeft het van hem geheven griffierecht van € 311,- niet voldaan. [geïntimeerden] c.s. hebben tijdig € 718,- aan griffierecht betaald.
2.3
Aan [appellant] is, conform art. 2.3.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr), gelegenheid gegeven om zich bij akte uit te laten over de toepassing van de in art. 127a lid 3 Rv neergelegde hardheidsclausule. [appellant] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.4
[geïntimeerden] c.s. hebben door middel van een H-formulier laten weten geen incidenteel appel in te stellen.
2.5
Ten slotte is de zaak naar de rol verwezen voor arrest, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge art. 127a lid 2 Rv, in samenhang met art. 353 Rv, ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie indien de eisende partij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, met veroordeling van de eisende partij in de kosten. Op grond van art. 127a lid 3 Rv laat de rechter toepassing van het tweede lid geheel of ten dele buiten toepassing indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3.2
De advocaat van [appellant] heeft aangevoerd dat zijn cliënt - ondanks diverse verzoeken en aanmaningen - hem niet tijdig de financiële middelen ter beschikking heeft gesteld om het griffierecht binnen de gestelde termijn te betalen. [appellant] heeft aangegeven het appel wel te willen handhaven. Eerst na afloop van de betalingstermijn heeft [appellant] voldoende financiële middelen aan zijn advocaat ter beschikking gesteld voor de voldoening van het griffierecht. Namens [appellant] wordt verzocht om toe te staan dat het griffierecht alsnog wordt voldaan, zodat de procedures inhoudelijk kunnen worden voortgezet.
3.3
Het hof overweegt dat uit vorenstaande stellingen onvoldoende blijkt dat [appellant] buiten staat was om het griffierecht van € 311,- uiterlijk op 7 juni 2016 te voldoen. Voor zover uit de stellingen een beroep op betalingsonmacht van [appellant] moet worden afgeleid, is dit onvoldoende concreet en met stukken onderbouwd. Zelfs indien veronderstellenderwijs zou worden uitgegaan van betalingsonmacht bij [appellant] , dan nog leidt dat niet zonder meer tot een toepassing van de in art. 127a lid 3 Rv neergelegde hardheidsclausule in voor [appellant] gunstige zin. [appellant] heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld - laat staan onderbouwd - op grond waarvan toepassing van art. 127a lid 2 Rv, gelet op het belang van [appellant] bij toegang tot de rechter, in zijn geval tot een onbillijke situatie zou leiden. Het hof is dan ook van oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden die met toepassing van de hardheidsclausule tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van art. 127a lid 2 Rv aanleiding geven.
3.4
Met toepassing van art. 127a lid 2 Rv zullen [geïntimeerden] c.s. dan ook van de instantie worden ontslagen en zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
ontslaat [geïntimeerden] c.s. van instantie (de procedure in hoger beroep);
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. tot aan deze uitspraak vast op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 718,- aan verschotten.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. K.M. Makkinga en mr. J.N. Bartels, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 september 2016.