ECLI:NL:GHARL:2016:7201

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
200.186.780
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag over minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun dochter [kind1]. De ouders, de vader en de moeder, waren gezamenlijk belast met het gezag over [kind1], die sinds haar geboorte in een pleeggezin verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de ouders niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind1] te dragen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het gezag al was beëindigd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2016 zijn zowel de vader als de moeder verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vader heeft drie grieven ingediend en verzocht om het gezag te behouden, terwijl de moeder ook in incidenteel hoger beroep ging met dezelfde strekking. De Raad en de gecertificeerde instelling hebben verweer gevoerd tegen de verzoeken van de ouders. Het hof heeft de belangen van [kind1] vooropgesteld en overwogen dat de ouders niet in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn de zorg voor [kind1] op zich te nemen.

Het hof heeft vastgesteld dat [kind1] inmiddels goed is gehecht in het pleeggezin en dat de ouders, die beiden in een woonvorm met 24-uurs begeleiding verblijven, niet in staat zijn om de benodigde zorg te bieden. De ouders hebben weliswaar aangegeven dat zij de plaatsing in het pleeggezin accepteren, maar het hof heeft geoordeeld dat het belang van [kind1] bij stabiliteit en continuïteit in haar opvoedingssituatie zwaarder weegt dan het belang van de ouders om met het gezag belast te blijven. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de kosten van de procedure gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.186.780
(zaaknummer rechtbank Gelderland 285239)
beschikking van 8 september 2016
inzake
[verzoeker],
wonende te [plaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K. Hermsen te [plaats1] ,
en
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te [plaats2] ,
verweerder in het principaal en het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
en
[verzoekster],
wonende te [plaats1] ,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D. Beuving te [plaats3] .
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats4] ,
verder te noemen: de GI,
en
de familie [familie1],
per adres van de GI,
hierna te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 december 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 4 maart 2016;
- het verweerschrift met producties van de raad, ingekomen op 21 april 2016;
- een verweerschrift inhoudende incidenteel hoger beroep met producties van de moeder, ingekomen op 22 april 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 augustus 2016 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat alsmede zijn persoonlijk begeleider [begeleider1] , verbonden aan de organisatie [organisatie1] . De moeder is eveneens in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat alsmede haar persoonlijk begeleider [begeleider2] , verbonden aan het zorgservicebureau [bureau1] . Namens de raad is [persoon1] verschenen. Namens de GI is [persoon2] verschenen. Voorts is de pleegmoeder [pleegmoeder] verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling is op 8 augustus 2016 met toestemming van het hof een faxbericht van de GI ingekomen, met als bijlage de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 17 februari 2015 aangaande de verlengingen van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het in 2015 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder is geboren op [geboortedatum1] te [plaats5] , [kind1] (verder te noemen: [kind1] ). De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind1] .
Naast [kind1] hebben de vader en de moeder nog een zoon, [kind2] (verder te noemen [kind2] ), geboren op [geboortedatum2] .
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 februari 2011 is [kind1] als ongeboren vrucht (voorlopig) onder toezicht gesteld. Sinds [datum1] is [kind1] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Deze maatregelen zijn nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 17 februari 2015 voor de periode tot 27 februari 2016.
3.3
[kind1] verblijft sinds 22 augustus 2011 in het huidige pleeggezin.
3.4
[kind2] woont bij de moeder in een woonvorm met 24 uurs begeleiding.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de ouders over [kind1] beëindigd en de GI benoemd tot voogdes over [kind1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 december 2015. De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van hem over [kind1] af te wijzen en te bepalen dat hij het ouderlijk gezag over [kind1] blijft behouden.
4.2
De raad voert verweer tegen het verzoek van de vader in hoger beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.3
Ook de moeder is met drie grieven in (incidenteel) hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 december 2015. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen in die zin dat het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van haar over [kind1] alsnog wordt afgewezen.
4.4
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling ook verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder in (incidenteel) hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouder(s) de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
Het blijk geven van duurzame bereidheid van de ouder(s) om het kind in het pleeggezin waar het verblijft te laten opgroeien dient in de beoordeling te worden betrokken, maar staat – gelet op het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie – niet (zonder meer) in de weg aan beëindiging van het gezag.
5.4
De vader betwist dat hij in het verleden samen met de moeder tegen de adviezen in meerdere malen noodzakelijke hulpverlening heeft gestaakt. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat aan het wettelijk criterium van artikel 1:266 BW is voldaan. Hij heeft in het verleden geen misbruik gemaakt van zijn gezag en niet zijn toestemming geweigerd voor zaken die in het belang van [kind1] waren. Er werd vaak toestemming gevraagd voor iets waarover hij niet eerder ingelicht was en hij wilde dan eerst geïnformeerd worden. Hij vreest dat hij nog minder zal worden geïnformeerd over [kind1] indien zijn gezag wordt beëindigd. De communicatie over de kinderen tussen de ouders is de afgelopen periode al wat verbeterd. De vader erkent dat het perspectief van [kind1] bij de pleegouders ligt. Volgens hem is daarom voor [kind1] voldoende duidelijk waar haar thuis is en wie haar opvoeders zijn. Hij is van mening dat pleegzorgplaatsing in het vrijwillig kader zou kunnen plaatsvinden dan wel dat de situatie van de jaarlijkse verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing dient te worden voortgezet. Hoewel uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is dat langdurige ondertoezichtstellingen moeten worden tegengegaan, heeft de wetgever de mogelijkheid van langdurige ondertoezichtstellingen niet uitgesloten. De wetgever heeft niet gekozen voor een maximale termijn voor een ondertoezichtstelling met een uithuisplaatsing, waarna gezagsbeëindiging zou moeten volgen. De situatie van een jaarlijkse verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is niet belastend voor [kind1] , nu haar toekomstperspectief duidelijk is. Dat zij op langere termijn zelf haar mening over de verlenging van deze maatregelen mag geven, zal in verband daarmee ook weinig spanningen voor haar meebrengen. Ingevolge de artikelen 3 en 9 IVRK heeft [kind1] ook het recht om haar mening over deze verlenging te uiten. De verantwoordelijkheid van de vader voor de opvoeding van [kind1] kan ook bestaan uit het permanent ondersteunen van de zorg door de pleegouders. Volgens de vader is er gelet op de omstandigheden van het geval geen reden om het gezag te beëindigen en is daarom de GI ten onrechte tot voogd benoemd.
De vader heeft eenmaal per maand gedurende anderhalf uur omgang met [kind1] bij de pleegouders en dat verloopt goed. Hij zou graag een uitbreiding willen van het contact.
5.5
De moeder stelt eveneens dat niet is voldaan aan het wettelijk criterium voor gezagsbeëindiging. In het belang van [kind1] hoeft haar gezag niet beëindigd te worden. Evenals de vader voert zij aan dat de wetgever een langdurige ondertoezichtstelling niet heeft uitgesloten en dat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding ook kan bestaan uit het permanent ondersteunen van de zorg door de pleegouders. De afgelopen jaren heeft zij zich als moeder coöperatief en open opgesteld en is zij zeer betrokken geweest op [kind1] . Zij heeft de plaatsing in het pleeggezin geaccepteerd. Het is voor [kind1] volkomen duidelijk dat haar thuis bij de pleegouders is en dat de pleegouders haar opvoeders zijn. De moeder heeft een goed contact met de pleegouders en zij wordt in belangrijke beslissingen betrokken. Deze positie wil zij graag behouden. De praktijk leert dat na een gezagsbeëindiging de informatiestroom richting de ouder niet meer goed verloopt. Zij heeft in het verleden nooit misbruik van haar gezag gemaakt. Naar haar mening is de GI ten onrechte tot voogd benoemd, nu zij het gezag dient te behouden.
De moeder heeft eveneens eenmaal per maand anderhalf uur contact met [kind1] bij de pleegouders. Ook zij hoopt dat de omgang op termijn kan worden uitgebreid en dat [kind1] dan ook een keer een nachtje bij haar en haar broertje kan slapen. Het contact tussen de ouders loopt via de begeleiding en de jeugdbeschermer. De jeugdbeschermer wil met de ouders aan de slag hoe de ouders samen over [kind1] kunnen gaan praten, aldus de moeder.
5.6
De raad voert verweer tegen het principaal beroep van de vader en het incidentele beroep van de moeder. De raad verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en betoogt daartoe als volgt. [kind1] is reeds in 2011 op basis van een machtiging geplaatst in het huidige pleeggezin. Zij is in het pleeggezin gehecht en een plaatsing bij de ouders is niet meer in haar belang. De ouders, die beiden fulltime begeleiding hebben, zijn onmachtig om hun plicht tot verzorging en opvoeding van [kind1] te vervullen. Uit de problematiek bij [kind1] blijkt dat zij een kwetsbaar en gevoelig kind is. Zij heeft snel last van spanningen in haar opvoedingsomgeving en reageert hierop met zindelijkheidsproblemen. Het belang van [kind1] bij een ongestoord hechtingsproces en continuïteit in haar opvoedingssituatie weegt zwaarder dan het belang van de ouders bij behoud van het gezag. Aan het wettelijk criterium voor gezagsbeëindiging is voldaan. Een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn in beginsel tijdelijk van aard. Het zal belastend zijn voor [kind1] indien de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing ieder jaar moeten worden verlengd middels een procedure bij de kinderrechter. Wanneer [kind1] vanaf haar twaalfde jaarlijks haar eigen mening mag geven, zal dat onrust veroorzaken en belastend voor haar zijn.
Volgens de raad is pleegzorgplaatsing van [kind1] in het vrijwillig kader niet in haar belang. Uit informatie van de pleegzorgwerker is gebleken dat de ouders de afgelopen jaren veel aandacht en begeleiding nodig hebben gehad en dat zij hebben gezorgd voor strubbelingen rond praktische zaken zoals de aanschaf van een ID-kaart voor [kind1] of een vakantie van [kind1] met de pleegouders. Dit heeft veel onrust gegeven. Bij plaatsing in het vrijwillig kader moeten de pleegouders met de ouders overleggen over alle zaken rondom [kind1] . Volgens de raad vormt dit een te grote belasting voor de pleegouders en is dit niet in [kind1] belang. Verder is de verstandhouding tussen de ouders nog steeds problematisch en kunnen zij nog steeds niet samen overleggen over [kind1] en haar broertje. De jeugdbeschermer dient als tussenschakel te fungeren.
De vrees van de ouders dat zij na de beëindiging van het gezag onvoldoende worden geïnformeerd over [kind1] en onvoldoende worden betrokken is begrijpelijk, maar niet terecht. Zij zijn en blijven de ouders van [kind1] en zij moeten daarom geïnformeerd en betrokken blijven worden. In dat kader moet ook worden gekeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van het contact tussen [kind1] en haar vader en haar moeder in de toekomst, aldus de raad.
5.7
Zijdens de GI is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [kind1] is gehecht in het pleeggezin en dat het haar momenteel goed gaat. [kind1] heeft rust en duidelijkheid over haar verblijf in het pleeggezin nodig. De ouders zullen ook zonder gezag van informatie over [kind1] worden voorzien. Volgens de GI zijn de ouders niet ‘on speaking terms’ en is er geen zicht op de termijn die nodig is om de situatie tussen de ouders voldoende te verbeteren.
5.8
De pleegmoeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [kind1] zich thans goed ontwikkelt en dat sprake is van vooruitgang. Zij is evenwel een meisje dat gemakkelijk spanning opbouwt, snel van slag is en in haar hoofd met van alles bezig is, wat weerslag heeft op haar zindelijkheid. De omgang met de ouders verloopt de laatste tijd goed, maar [kind1] moet niet in een loyaliteitsconflict worden gebracht door toekomstige periodieke verlengingen van de kinderbeschermingsmaatregelen. De pleegmoeder heeft verklaard dat zij de ouders maandelijks voorziet van een nieuwsbrief met foto’s van [kind1] .
5.9
Het hof oordeelt als volgt. De in artikel 1:266 lid 1 onderdeel a BW vermelde grond voor de maatregel tot gezagsbeëindiging is afgestemd op die voor de ondertoezichtstelling. Zij vormen elkaars spiegelbeeld. Indien duidelijk is dat de ouders niet (weer) de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kunnen dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, kan de rechter het gezag van de ouders beëindigen. De ondertoezichtstelling daarentegen kan alleen worden uitgesproken indien de verwachting is gerechtvaardigd dat de ouders wel in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen voormelde termijn (weer) te dragen. Volgens de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2008/2009, 32 015, nr. 3, p. 9) zal het bij een uithuisplaatsing die langer duurt, steeds lastiger worden te motiveren waarom de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding (weer) kunnen dragen. Verlengingen van een ondertoezichtstelling zonder perspectief op terugplaatsing bij de ouders zijn derhalve niet meer mogelijk, aldus de memorie.
5.1
Volgens voormelde memorie van toelichting (p. 34) is bij de maatregel tot gezagsbeëindiging, net als bij die van de ondertoezichtstelling, het ijkpunt voor het bepalen van de aanvaardbare termijn voor een kind de periode van onzekerheid die het kind kan overbruggen zonder verdergaand ernstige schade op te lopen voor zijn ontwikkeling, over de vraag in welk gezin hij verder zal opgroeien. Wat voor een minderjarige een redelijke termijn is, is afhankelijk van zijn leeftijd en ontwikkeling. Het spreekt voor zich, aldus de wetgever, dat een zich over jaren uitstrekkende verlenging van de ondertoezichtstelling daar niet bij aansluit. De toepassing van dit uitgangspunt vereist maatwerk en precieze termijnen zijn niet te geven. Wel kunnen volgens de wetgever de volgende factoren worden genoemd die van belang zijn bij de afweging of een gezagsbeëindigende maatregel is aangewezen indien een minderjarige in een pleeggezin is geplaatst:
a. het pleegkind moet zich daar, indien mogelijk, volledig en harmonieus kunnen ontwikkelen. Met het oog hierop, in het bijzonder wanneer het op zeer jeugdige leeftijd in een perspectief biedend pleeggezin is geplaatst, dient duidelijkheid te bestaan over het opvoedings- en ontwikkelingsperspectief van het kind;
b. als thuisplaatsing niet meer tot de mogelijkheden behoort, blijft bij een jaarlijkse verlenging van de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onzekerheid over het opvoedingsperspectief voortduren. Verlenging over een reeks van jaren is daarbij in beginsel geen juiste maatregel;
c. in die gevallen dient aan het belang van het kind bij continuïteit van de opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces zwaarwegende betekenis te worden toegekend;
d. de enkele bereidheid van de ouder met gezag zich niet te verzetten tegen de
uithuisplaatsing van het kind mag niet doorslaggevend zijn bij de beoordeling van het
verzoek tot beëindiging van het gezag.
5.11
In het onderhavige geval is voldoende komen vast te staan dat er geen perspectief meer is op terugplaatsing van [kind1] bij een van de ouders. Zij is op dit moment ruim vijf jaar oud en woont sinds zij vier maanden oud was in het huidige pleeggezin. [kind1] is een kwetsbaar meisje dat inmiddels in het gezin van de pleegouders is gehecht. Zowel de vader als de moeder, die beiden in een woonvorm met 24 uurs begeleiding verblijven, missen het vermogen om [kind1] de verzorging en opvoeding te bieden die zij nodig heeft. De vader noch de moeder is in staat binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [kind1] aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen. De vader en de moeder erkennen beiden ook dat het toekomstperspectief van [kind1] bij de pleegouders ligt. Beiden voeren aan de permanente plaatsing bij de pleegouders te accepteren, maar doorslaggevend in de onderhavige situatie is niet de bereidheid van de ouders om [kind1] in het pleeggezin te laten opgroeien, maar het belang van [kind1] bij rust, stabiliteit en continuïteit in haar opvoedingssituatie en bij voortzetting van een ongestoord hechtingsproces. [kind1] is een gevoelig meisje dat gemakkelijk signalen oppikt en snel last heeft van spanningen in haar opvoedingsomgeving. Een voortzetting van de ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing betekent dat [kind1] , in elk geval vanaf het moment dat zij twaalf jaar is, jaarlijks uitgenodigd zal worden voor een kindgesprek bij de kinderrechter. Aannemelijk is dat dit voor onrust bij [kind1] zal zorgen, omdat zij logischerwijs naast loyaliteitsgevoelens jegens haar pleegouders ook gevoelens van loyaliteit voor haar ouders zal hebben. Bovendien zal [kind1] ook langs andere weg bij de jaarlijkse verlengingen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden betrokken, gelet op het sedert 1 januari 2015 geldende artikel 799a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat een verzoekschrift betreffende onder meer een verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing moet vermelden of en, zo ja, op welke wijze de inhoud of strekking van het verzoek met de minderjarige is besproken en welke reactie de minderjarige hierop heeft gegeven. Gelet op dit voorschrift moet de minderjarige (door de gecertificeerde instelling) omtrent de verlengingen worden geïnformeerd en kan de minderjarige daarover zijn mening geven.
5.12
Nu terugplaatsing niet meer tot de mogelijkheden behoort, dient naar het oordeel van het hof aan het belang van [kind1] bij rust, stabiliteit en continuïteit in haar opvoedingssituatie en voortzetting van een ongestoord hechtingsproces een zwaarder wegende betekenis te worden toegekend dan aan het belang van de vader en de moeder om met het gezag belast te blijven. Het hof verenigt zich dan ook met het oordeel van de rechtbank dat het gezag van beide ouders moet worden beëindigd. Het hof acht een pleegzorgplaatsing in het vrijwillig kader met instandhouding van het gezag van (een van) de ouders geen haalbaar alternatief. Voldoende aannemelijk is geworden dat het niet in [kind1] belang is indien de vader en/of de moeder, bijgestaan door pleegzorg, samen met de pleegouders tot beslissingen over [kind1] moeten komen.
5.13
Ten slotte overweegt het hof nog dat de beëindiging van het gezag van de vader en de moeder niet betekent dat de banden tussen hen en [kind1] worden verbroken of dat zij geen rol van betekenis meer in het leven van [kind1] zullen hebben. De ouders hebben beiden recht op informatie over de ontwikkeling van [kind1] en op contact met haar, zodat [kind1] blijvend een band met haar ouders kan opbouwen en uitbouwen. Zij zullen altijd de ouders van [kind1] blijven en zij vervullen in die hoedanigheid een belangrijke rol in haar leven.
5.14
Uit het eerder overwogene volgt dat de grieven van de vader en die van de moeder tevergeefs zijn voorgesteld. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof zal, gelet op de aard van deze procedure, de kosten van de procedure in hoger beroep compenseren.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 december 2015;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.J. Stolwerk en P.M.M. Mostermans, bijgestaan door de griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Stolwerk en is op 8 september 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.