ECLI:NL:GHARL:2016:7175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
200.189.099/01 en 200.189.113/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondercuratelestelling van meerderjarige zonen met geestelijke beperkingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om de ondercuratelestelling van twee meerderjarige zonen, [verzoeker] en [D], die beiden geestelijke beperkingen hebben. De vader van de zonen, die ook een verstandelijke beperking heeft, woont met hen in [A]. De moeder is niet betrokken bij de zorg voor de kinderen. De ondercuratelestelling is aangevraagd door Stichting [B] na een escalatie van geweld in het gezin in oktober 2015. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 12 januari 2016 zijn uitgesproken. De vader en de zonen hebben in hoger beroep vier grieven ingediend tegen deze beschikkingen, waarbij zij verzoeken om de ondercuratelestelling af te wijzen en in plaats daarvan een bewindvoerder en mentor aan te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 augustus 2016 zijn de vader en [verzoeker] verschenen, bijgestaan door hun advocaat, terwijl vertegenwoordigers van Stichting [B] en de curator ook aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat zowel [verzoeker] als [D] niet in staat zijn om hun eigen belangen te behartigen door hun geestelijke toestand. Het hof concludeert dat een ondercuratelestelling noodzakelijk is, gezien de complexe problematiek en de thuissituatie van de betrokkenen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vader en de zonen af, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.189.099/01 en 200.189.113/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 4670434 VC VERZ 15-162 en 4670451 VC VERZ 15-163)
beschikking van 25 augustus 2016
in de zaak met
zaaknummer 200.189.099/01van
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. L. Ahlers te Heerenveen,
en
[verweerder1] en [verweerder2] , namens Stichting [B] ,
gevestigd te [C] ,
verweerders in hoger beroep,
verder te noemen: Stichting [B] ,
advocaat: mr. A.M. Takkenberg te Loenen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de vader] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L. Ahlers te Heerenveen,

2. [D] ,

wonende te [A] .
verder te noemen: [D] ,
advocaat: mr. L. Ahlers te Heerenveen,

3. [de curator1] en [de curator2] ,

h.o.d.n. [E] V.O.F.,
handelend in hun hoedanigheid van curatoren van [verzoeker] en [D] ,
gevestigd te [F] ,
verder te noemen: de curatoren,

4. [de moeder] ,

wonende te [G] ,
verder te noemen: de moeder,
en in de zaak met
zaaknummer 200.189.113/01van

1.[D] ,

wonende te [A] .
verder te noemen: [D] ,
2. [de vader] ,
wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. L. Ahlers te Heerenveen,
en
[verweerder1] en [verweerder2] , namens Stichting [B] ,
gevestigd te [C] ,
verweerders in hoger beroep,
verder te noemen: Stichting [B] ,
advocaat: mr. A.M. Takkenberg te Loenen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[verzoeker] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. L. Ahlers te Heerenveen,

2. [de curator1] en [de curator2] ,

h.o.d.n. [E] V.O.F.,
handelend in hun hoedanigheid van curatoren van [verzoeker] en [D] ,
gevestigd te [F] ,
verder te noemen: de curatoren,

3. [de moeder] ,

wonende te [G] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

In de zaak met zaaknummer 200.189.099/01
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden) van 12 januari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer 4670434 VC VERZ 15-162.
In de zaak met zaaknummer 200.189.113/01
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden) van 12 januari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer 4670451 VC VERZ 15-163.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.189.099/01
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 8 april 2016;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van de curatoren van 23 mei 2016;
- een brief van mr. Ahlers van 7 juli 2016 met productie(s);
- een journaalbericht namens mr. Takkenberg van 25 juli 2016.
In de zaak met zaaknummer 200.189.113/01
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 8 april 2016;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van de curatoren van 23 mei 2016;
- een brief van mr. Ahlers van 7 juli 2016 met productie(s);
- een journaalbericht namens mr. Takkenberg van 25 juli 2016.
In beide zaken
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 augustus 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader en [verzoeker] , bijgestaan door hun advocaat. Namens Stichting [B] zijn verschenen de heer [verweerder1] en mevrouw [verweerder2] , bijgestaan door mr. S.J. Heijtlager (een kantoorgenote van mr. Takkenberg). Voorts is verschenen de curator de heer [de curator2] . [D] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, evenmin verschenen. Ter zitting heeft mr. Heijtlager mede het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader woont met zijn twee meerderjarige zonen, [verzoeker] , geboren [in] 1996, en [D] , geboren [in] 1997, in [A] . De vader en de moeder zijn gescheiden.
3.2
[verzoeker] heeft begin oktober 2015 na een escalatie van geweld (dreigen met wapens, vernielingen) een huisverbod opgelegd gekregen. Dit verbod is begin november 2015 beëindigd. In die periode verbleef hij bij Stichting [H] te [I] .
3.3
Stichting [B] heeft verzoekschriften ingediend tot ondercuratelestelling van [verzoeker] en [D] .

4.De omvang van het geschil

In de zaak met zaaknummer 200.189.099/01
4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter - voor zover hier van belang - [verzoeker] onder curatele gesteld wegens een geestelijke toestand en [de curator1] en [de curator2] , vennoten van [E] V.O.F., tot curatoren benoemd.
4.2
[verzoeker] is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 januari 2016. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Hij heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen en over te gaan tot het benoemen van een bewindvoerder en mentor.
4.3
Stichting [B] heeft verweer gevoerd en het hof verzocht:
- primair: het beroep ongegrond te verklaren;
- subsidiair: de maatregel van bewind en/of mentorschap op te leggen;
- in alle gevallen: [verzoeker] te veroordelen in de kosten van het geding.
In de zaak met zaaknummer 200.189.113/01
4.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter - voor zover hier van belang - [D] onder curatele gesteld wegens een geestelijke toestand en [de curator1] en [de curator2] , vennoten van [E] V.O.F., tot curatoren benoemd.
4.5
[D] en de vader zijn met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 januari 2016. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Zij hebben het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen en over te gaan tot het benoemen van een bewindvoerder en mentor.
4.6
Stichting [B] heeft verweer gevoerd en het hof verzocht:
- primair: het beroep ongegrond te verklaren;
- subsidiair: de maatregel van bewind en/of mentorschap op te leggen;
- in alle gevallen: [D] en de vader te veroordelen in de kosten van het geding.

5.De motivering van de beslissing

In beide zaken
5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] en [D] als gevolg van hun geestelijke toestand niet in staat zijn hun eigen belangen behoorlijk waar te nemen. [verzoeker] en [D] hebben beiden een verstandelijke beperking. [verzoeker] (19 jaar oud) is autistisch en functioneert op het niveau van een twaalfjarige. Hij bemerkt zelf geen spanningsopbouw waardoor hij last kan krijgen van een black out waarbij hij niet meer weet wat hij doet en agressief kan reageren. [D] (18 jaar oud) heeft het verstandelijk vermogen van een éénjarige. [verzoeker] en [D] wonen bij hun vader, die ook een verstandelijke beperking heeft en moeite heeft met lezen en schrijven. Zij hebben geen contact met de moeder. Stichting [B] is sinds oktober 2015, toen de situatie binnen het gezin is geëscaleerd gepaard gaand met huiselijk geweld, via 'Direct Hulp bij Huiselijk Geweld' (DHHG) betrokken bij het gezin. Voor zover de vader, [verzoeker] en [D] hebben aangevoerd dat zij het frustrerend vinden dat alles wordt teruggevoerd op het incident in oktober 2015, volgt het hof hen niet in dit standpunt. Uit de stukken, waaronder de "Sfeerrapportage fam. [verzoeker] " van de politie van 28 oktober 2015, blijkt dat sinds 2009 verschillende incidenten (onder andere woede-uitbarstingen van [verzoeker] ) hebben plaatsgevonden en er meldingen bij de politie zijn gedaan. Naar het oordeel van het hof kan de gebeurtenis in oktober 2015 dus niet worden aangemerkt als een 'incident', maar is er sprake van een terugkerend patroon. Dat het afgelopen jaar geen meldingen zijn gedaan, doet niet af aan het feit dat in de afgelopen jaren sprake is geweest en nog altijd sprake is van een zeer zorgelijke en onveilige situatie.
5.3
Het hof is van oordeel dat, anders dan [verzoeker] , [D] en de vader hebben aangevoerd, een ondercuratelestelling in het onderhavige geval een passende maatregel is. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [verzoeker] en [D] hulp nodig hebben bij onder meer het regelen van hun financiële zaken. In de afgelopen jaren zijn er, mede door gewijzigde wetgeving, veel financiële zaken misgegaan. Ter zitting heeft de curator verklaard dat de vader bijvoorbeeld teveel PGB heeft ontvangen en dat er een betalingsregeling is getroffen om het teveel ontvangen bedrag terug te betalen. Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval niet zozeer van belang of er sprake is van schulden, maar is meer van belang dat [verzoeker] en [D] ondersteuning krijgen bij het regelen van hun financiële zaken. Voorts heeft [verzoeker] hulp nodig bij het vinden van passende dagbesteding. Hij heeft sinds november 2015 geen dagbesteding, terwijl gelet op zijn geestelijke toestand structuur en een zinvolle dagbesteding noodzakelijk zijn om behoorlijk te kunnen functioneren, zowel thuis als in de maatschappij. Ten aanzien van [verzoeker] vindt een psychiatrisch onderzoek plaats om meer helderheid te verkrijgen over zijn mogelijkheden en beperkingen. De curator heeft verklaard dat daarna bekeken kan worden welke dagbesteding het meest geschikt is voor [verzoeker] . Voorts is naar voren gekomen dat [verzoeker] medicatie voorgeschreven heeft gekregen van een psychiater, maar dat dit door [verzoeker] en de vader op eigen initiatief is gestopt. Het hof is, zoals Stichting [B] ook heeft aangevoerd, van oordeel dat het nodig is dat een onafhankelijk persoon erop toeziet dat de welzijnsbelangen van [verzoeker] en [D] adequaat worden behartigd. Het hof constateert dan ook dat [verzoeker] en [D] op diverse gebieden, zowel vermogensrechtelijk als niet-vermogensrechtelijk, hulp nodig hebben, waardoor een ondercuratelestelling noodzakelijk is.
5.4
Weliswaar zijn [verzoeker] , [D] en de vader thans welwillend richting hulpverlening, maar dit betekent naar het oordeel van het hof niet dat in dat kader mentorschap of bewind eerder passend is, temeer nu de vader in de afgelopen jaren een ambivalente houding tegenover hulpverlening heeft ingenomen. Naar het oordeel van het hof is er bij zowel de vader als [verzoeker] als [D] sprake van onmacht: zij zijn niet in staat beslissingen voor hun eigen situatie te nemen die verantwoord zijn. Uit de brief van het Sociaal Team van de gemeente Weststellingwerf van 29 oktober 2015 komt het volgende naar voren. De vader is door zijn beperking en het feit dat hij moeite heeft met lezen en schrijven, niet in staat om zijn algemene dagelijkse taken goed zelfstandig uit te voeren. Zonder hulp maakt hij keuzes in het leven die gevolgen hebben voor de gehele gezinssituatie. Daarnaast speelt de (agressie)problematiek van [verzoeker] . In een gesprek met het Sociaal Team eind 2015 heeft de vader aangegeven dat hij alles voor zijn kinderen goed wil doen en dat hij zijn kinderen altijd hun zin geeft omdat zij dat willen. Volgens het Sociaal Team is de vader niet in staat goede keuzes voor de kinderen te maken. Zo is er een periode geweest waarin [verzoeker] hele dagen thuis was en niets wilde. De vader ging hierin mee, waardoor het [verzoeker] ontbrak aan zorg, hulp en structuur. Het Sociaal Team, dat eind 2012 betrokken is geraakt bij het gezin, is daarom van mening dat een ondercuratelestelling van [verzoeker] en [D] nodig is.
5.5
Gelet op het vorenstaande, de complexe problematiek van [verzoeker] en [D] en de thuissituatie, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een lichtere maatregel zoals bewindvoering of mentorschap. Daarbij komt dat [verzoeker] , [D] en de vader gezien de aard en omvang van hun beperkingen redelijkerwijs niet zelfstandig kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer en dat bij bewind/mentorschap de bewindvoerder respectievelijk de mentor onvoldoende mogelijkheden heeft om adequaat op te treden in de situatie van [verzoeker] en [D] .

6.De slotsom

6.1
Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als na te melden.
6.2
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren. Het hof ziet gelet op de aard van de zaak geen aanleiding een kostenveroordeling uit te spreken zoals door Stichting [B] verzocht.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.189.099/01
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 januari 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de zaak met zaaknummer 200.189.113/01
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 januari 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, J.G. Idsardi en B.J. Voerman, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 25 augustus 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.