ECLI:NL:GHARL:2016:7174

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
200.186.095/01 en 200.186.154/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbewindstelling en machtiging voor schenkingen aan wilsbekwame rechthebbenden

In deze zaak gaat het om de onderbewindstelling van de goederen van [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2], waarbij de bewindvoerder verzocht heeft om machtiging van de kantonrechter om schenkingen te doen aan hun kinderen en kleinkinderen. De kantonrechter heeft deze verzoeken afgewezen, waarop de bewindvoerder in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft op 25 augustus 2016 geoordeeld dat de onderbewindgestelden, [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2], wilsbekwaam zijn en in staat om toestemming te verlenen voor de schenkingen. Het hof concludeert dat er geen machtiging van de kantonrechter nodig is, omdat de rechthebbenden zelf in staat zijn om hun wil te bepalen. De bewindvoerder heeft geen belang bij de verzoeken om machtiging, aangezien zij bereid is om de gewenste schenkingen te faciliteren. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kantonrechter en verklaart de bewindvoerder niet-ontvankelijk in haar verzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.186.095/01 en 200.186.154/01
(zaaknummers rechtbank 4635708 TB VERZ 15-10103 BM 12768, 4635709 TB VERZ 15-10104 BM 12769, 4635718 TB VERZ 15-10105 BM 12768 en 4635719 TB VERZ
15-10106 BM 12769)
beschikking van 25 augustus 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in het hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. A. Atema te Groningen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de rechthebbende1] ,

wonende te [B] ,
verder te noemen: [de rechthebbende1] of de rechthebbende;

2.[de rechthebbende2] ,

overleden [in] 2016,
tot haar overlijden wonende te [B] ,
verder te noemen: [de rechthebbende2] of de rechthebbende;

2.[D] ,

wonende te [C] ,
verder te noemen: [D] ;

3.3. [E] ,

wonende te [B] ,
verder te noemen: [E] .

1.1. Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 december 2015, uitgesproken onder zaaknummers 4635708 TB VERZ 15-10103 en 4635709 TB VERZ
15-10104, en naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 december 2015, uitgesproken onder zaaknummers 4635718 TB VERZ 15-10105 en 4635719 TB VERZ 15-10106.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 17 februari 2016;
- een journaalbericht van mr. Atema van 14 maart 2016 met productie(s).
- een journaalbericht van mr. Atema van 1 augustus 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 augustus 2016 plaatsgevonden. De bewindvoerder is verschenen, bijgestaan door mr. Atema. Voorts zijn verschenen
[de rechthebbende1] , [D] en [E] .

3.De vaststaande feiten

3.1
[de rechthebbende1] is geboren [in] 1941. Zijn echtgenote [de rechthebbende2] , geboren [in] 1943, is [in] 2016 overleden. De bewindvoerder, [D] en [E] zijn de drie kinderen van [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2] .
3.2
Vast staat dat alle tegenwoordige en toekomstige goederen van [de rechthebbende1] (en tot haar overlijden van [de rechthebbende2] ) onder bewind zijn gesteld.
3.3
De bewindvoerder heeft de kantonrechter bij verzoekschrift van 25 november 2015, ingekomen op 27 november 2015, verzocht haar te machtigen uit het vermogen van
[de rechthebbende1] en [de rechthebbende2] een schenking te doen aan ieder van de drie kinderen van € 50.000,-.
3.4
De bewindvoerder heeft de kantonrechter voorts, bij verzoekschrift van eveneens 25 november 2015, ingekomen op 27 november 2015, verzocht haar te machtigen uit het vermogen van [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2] een schenking te doen aan ieder van de vier kleinkinderen ( [F] , [G] , [H] en [I] ) van € 2.111,-.
3.5
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter de verzoeken van de bewindvoerder afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De bewindvoerder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen van
2 december 2015. De bewindvoerder heeft het hof verzocht de bestreden beschikkingen te vernietigen en opnieuw beschikkende alsnog de verzochte machtigingen te verlenen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat schenken een beschikkingsdaad is. Een machtiging van de kantonrechter is daarvoor ingevolge artikel 1:441 lid 2 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) uitsluitend vereist indien de rechthebbende niet in staat is of weigerachtig is om toestemming aan de bewindvoerder te verlenen voor het doen van de schenkingen.
5.2
Van weigerachtigheid van de rechthebbende(n) om bedoelde toestemming te verlenen is in casu geen sprake.
5.3
Het hof is met de bewindvoerder van oordeel dat in hoger beroep eerst aan de orde is de vraag of [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2] in staat waren om toestemming aan de bewindvoerder te verlenen voor het doen van de schenkingen, oftewel of zij in staat waren om hun wil daarover te bepalen.
5.4
Het hof is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat zowel [de rechthebbende1] als [de rechthebbende2] in staat waren om toestemming aan de bewindvoerder te verlenen voor het doen van de schenkingen. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat (eerst in hoger beroep) een verklaring van mevrouw drs. [J] , psycholoog te [K] , in het geding is gebracht. Zij heeft het echtpaar [rechthebbende1 en rechthebbende2] op 16 februari 2016 onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat zowel [de rechthebbende1] als [de rechthebbende2] op dat moment volkomen wilsbekwaam waren. Volgens drs. [J] hebben [de rechthebbende1] als [de rechthebbende2] een goede oriëntatie in tijd en omgeving. Ze zijn adequaat in het contact, kunnen zich goed verwoorden en zijn adequaat in hun beantwoording van de vragen. Hun denken is formeel en inhoudelijk ongestoord en er zijn noch psychotische symptomen, noch cognitieve afwijkingen, noch psychische/psychiatrische stoornissen bij hen geconstateerd. Ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat dit voor [de rechthebbende1] nog onveranderd het geval is. Dat [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2] de wil hadden om de beoogde schenkingen aan hun kinderen en kleinkinderen te doen blijkt ook uit de in hoger beroep overgelegde schriftelijke verklaringen van alle betrokkenen. Hieruit komt naar voren dat het echtpaar [rechthebbende1 en rechthebbende2] heeft verklaard dat als hun woning zou worden verkocht, zij de verkoopopbrengst wilden schenken aan de kinderen en de kleinkinderen.
5.5
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat nu [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2] in staat waren, en [de rechthebbende1] nog altijd in staat is, om hun/zijn wil te bepalen ten aanzien van de schenkingen aan de kinderen en de kleinkinderen, en nu de bewindvoerder medewerking aan de gewenste schenkingen wil verlenen, geen machtiging vereist was en is voor het doen van deze schenkingen uit het vermogen van de rechthebbende(n).
5.6
De wilsbekwame rechthebbenden hadden, op grond van hetgeen uit de in hoger beroep overgelegde stukken is gebleken, in eerste aanleg geen belang bij de door de bewindvoerder namens hen ingediende machtigingsverzoeken. Ook toen al wilde de bewindvoerder immers haar medewerking aan de door de rechthebbenden gewilde schenkingen verlenen. De kantonrechter heeft de verzoeken wel in behandeling genomen en deze op grond van de hem in de procedure in eerste aanleg ter beschikking staande stukken afgewezen. Het hof is van oordeel dat deze beslissing van de kantonrechter thans dient te worden vernietigd en zal de bewindvoerder, in de hoedanigheid van bewindvoerder over alle tegenwoordige en toekomstige goederen van het echtpaar [rechthebbende1 en rechthebbende2] , alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar inleidende verzoeken, nu zij daarbij geen belang heeft vanwege de wilsbekwaamheid van haar onder bewind gestelde ouders.
5.7
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 december 2015 (zaaknummers rechtbank 4635708 TB VERZ 15-10103 en 4635709 TB VERZ 15-10104) en in zoverre opnieuw beschikkende:
verklaart de bewindvoerder, in de hoedanigheid van bewindvoerder over alle tegenwoordige en toekomstige goederen van het echtpaar [rechthebbende1 en rechthebbende2] , niet-ontvankelijk in haar inleidend verzoek;
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 december 2015 (zaaknummers rechtbank 4635718 TB VERZ 15-10105 en 4635719 TB VERZ 15-10106) en in zoverre opnieuw beschikkende:
verklaart de bewindvoerder, in de hoedanigheid van bewindvoerder over alle tegenwoordige en toekomstige goederen van het echtpaar [rechthebbende1 en rechthebbende2] , niet-ontvankelijk in haar inleidend verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
A.H. Garos, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 25 augustus 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.