In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2008. De belanghebbende, [X] B.V., had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar bedrag van € 403.201, met daarbij een heffingsrente van € 3.099 en een boete van € 2.295. Na bezwaar werd de aanslag verminderd tot € 376.651 en de boete vernietigd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De kern van het geschil betreft de vraag of de Inspecteur terecht het resultaat van de champignonhandel, behaald in de periode van 13 april 2008 tot 30 juni 2008, bij belanghebbende heeft belast. Belanghebbende stelt dat dit resultaat bij [H] B.V. moet worden belast, terwijl de Inspecteur van mening is dat het resultaat terecht aan belanghebbende is toegerekend. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de activiteiten met betrekking tot de champignonhandel vóór 1 juli 2008 aan [H] B.V. zijn overgedragen. Het Hof concludeert dat de Inspecteur de aanslag terecht heeft opgelegd aan belanghebbende.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 september 2016.