ECLI:NL:GHARL:2016:71

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 januari 2016
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
WAHV 200.152.449
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roodlichtgedraging door motorrijder bij verkeerslichten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 27 mei 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, een motorrijder, kreeg een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht op 27 september 2012. De betrokkene voerde aan dat hij de verkeerslichten via de rechterzijde van de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer naderde en dat het verkeerslicht voor rechtdoorgaand verkeer groen licht uitstraalde op het moment dat hij de kruising opreed. Het hof oordeelt dat de gedraging is verricht, omdat de betrokkene de stopstreep voor linksafslaand verkeer heeft overschreden terwijl het verkeerslicht voor die strook rood was. Het hof stelt vast dat de gedraging in strijd is met artikel 62 juncto artikel 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om van de vastgestelde sanctie af te wijken. Het hof bevestigt daarom de beslissing van de kantonrechter.

Uitspraak

WAHV 200.152.449
8 januari 2016
CJIB 165643397
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 27 mei 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 september 2012 om 7.50 uur op de Provinciale weg N201 te De Hoek met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert aan dat hij met zijn motor een rij stilstaande voertuigen heeft ingehaald middels de uiterst rechterzijde van de voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer. Als gevolg van wegwerkzaamheden was het niet mogelijk om met de motor tussen de rij voertuigen door te rijden. De betrokkene voert aan dat hij op de kruising rechtdoor is gereden en dit verkeerslicht straalde groen licht uit, zoals ook op de foto van de gedraging te zien is. Hem kan hooguit verweten worden dat hij niet de richting van de pijlen van het voorsorteervak heeft gevolgd, maar deze overtreding is hem niet ten laste gelegd.
3. Het hof stelt het volgende voorop. Onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 juncto artikel 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), waarin - voor zover van belang - is bepaald dat een weggebruiker moet stoppen bij een driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalt. Het stoppen dient in dat geval te geschieden voor de voor de bestuurder bestemde stopstreep (artikel 79 van het RVV 1990). Voorts is in artikel 78 van het RVV 1990 bepaald dat bestuurders van een motorvoertuig die op een kruising een bepaalde richting willen volgen, gebruik moeten maken van de voorsorteerstrook waarin deze richting wordt aangegeven.
4. Uit deze bepalingen, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de door de bestuurder van het motorvoertuig vóór het kruispunt bereden rijstrook bepalend is voor de te volgen richting en derhalve het boven die rijstrook aangebrachte verkeerslicht voor hem bestemd is. De vraag of de onder 1. genoemde gedraging is verricht, dient tegen deze achtergrond te worden beantwoord.
5. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
6. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Door middel van twee foto's van roodlichtapparatuur werd de overtreding fotografisch vastgelegd.
Foto 1: het betreffende voertuig activeert de lus achter de stopstreep cq. het rode verkeerslicht. Op het moment van de overtreding brandde het licht reeds 63,8 seconden.
Foto 2: een seconde later.
De geelfase bedroeg 3,9 seconden.”
7. De foto's van de gedraging bevinden zich in het dossier. Op de eerste foto is te zien dat de motorfiets van de betrokkene rijdt aan de rechterzijde van de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer, net voorbij de stopstreep. De motorfiets van de betrokkene helt enigszins naar rechts. Het verkeerslicht voor linksafslaand verkeer straalt rood licht uit. Op de voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer bevinden zich meerdere voertuigen. Het verkeerslicht voor rechtdoorgaand verkeer straalt groen licht uit. Op de tweede foto is te zien dat de motorfiets van de betrokkene zich op de kruising bevindt en is ingevoegd in de rij met rechtdoor rijdende auto's.
8. Gelet op de foto's van de gedraging en hetgeen door de betrokkene is aangevoerd, gaat het hof ervan uit dat de betrokkene bij het naderen van de verkeerslichten via de (rechterzijde van de) voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer de auto's in de voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer heeft ingehaald en via de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer rechtdoor de kruising is opgereden, terwijl het verkeerslicht voor rechtdoorgaand verkeer groen licht uitstraalde.
9. Gelet op de positie van de betrokkene op de eerste foto van de gedraging stelt het hof vast dat de betrokkene hierbij de stopstreep voor linksafslaand verkeer heeft overschreden. De betrokkene bevond zich op de eerste foto van de gedraging voorbij de stopstreep (nog) geheel in de strook voor linksafslaand verkeer. De betrokkene is vervolgens rechtdoor gereden en ingevoegd in de rij met rechtdoorgaande voertuigen.
10. Nu de betrokkene bij het naderen van de verkeerslichten in de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer reed en niet gestopt is bij de daartoe bestemde stopstreep, terwijl het voor die strook geldende verkeerslicht rood licht straalde, staat vast dat de gedraging is verricht. Dat de betrokkene, na het voor hem bestemde rode licht te hebben genegeerd, een andere rijrichting heeft gekozen, kan daar niet aan afdoen.
11. Gelet op het door de betrokkene gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er redenen zijn die meebrengen dat een sanctie achterwege moet blijven of het bedrag van de sanctie moet worden gematigd.
12. Op grond van artikel 2, derde lid, van de WAHV is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
13. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. De omstandigheid dat de betrokkene niet doelbewust de gedraging heeft begaan en de verkeersveiligheid niet in gevaar zou hebben gebracht, zijn geen omstandigheden die aanleiding geven af te wijken van de vastgestelde tarieven. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van opzet of gevaarzetting. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
14. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.