Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
- bepaalt dat de woning aan de [adres1] zal moeten worden verkocht en dat de opbrengst van de woning na aftrek van de hypothecaire leningen, te weten de hypotheekrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer] , de keuzeplusrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer2] en de spaaroptimaal hypotheekrekening met nummer [rekeningnummer3] , en na vergoeding van € 58.991,40 (fl. 130.000,-) van de gemeenschap aan de man, tussen partijen moet worden verdeeld;
- bepaalt dat de waarde van de polis bij Interpolis (behorende bij de hypothecaire lening) met nummer [polisnummer] zal moeten worden afgekocht en bij helfte moet worden verdeeld;
- bepaalt dat de gezamenlijke (beleggings)rekening van Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer4] door partijen (in de onderlinge verhouding) ieder voor de helft moet worden aangezuiverd en vervolgens zal moeten worden opgeheven;
- bepaalt dat ieder van partijen de op zijn/haar naam staande rekeningen behoudt, te weten de vrouw de betaalrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer5] , de spaarrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer6] en de betaalrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer7] en de man de betaalrekening met nummer [rekeningnummer8] en rekening bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer5] , onder de verplichting tot vergoeding van de helft van het saldo van de desbetreffende rekeningen aan de andere partij;
- bepaalt dat de vrouw de factuur van de verkoop van haar [merk auto] zal opzoeken en dat de verkoopwaarde tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld;
- bepaalt dat de vrouw € 4.587,50 aan de man dient te vergoeden ter zake van de door de gemeenschap voor de vrouw betaalde rendementsheffing;
- bepaalt dat de man € 2.904,19 aan de vrouw dient te vergoeden ter zake van een voorhuwelijkse geldlening.
4.De omvang van het geschil
- allereerst een bedrag van € 114.666,- uit de gemeenschap aan de vrouw dient te worden vergoed;
- en pas daarna aan de man uit de restantopbrengst een bedrag van € 58.991,40 dient te worden vergoed;
- en als laatste de restantopbrengst bij helfte tussen partijen wordt verdeeld en daarbij te bepalen dat indien de overwaarde ontoereikend is om het bedrag van € 114.666,- aan haar te betalen, het tekort uit de overige vermogensbestanddelen dient te worden voldaan, althans dat de vrouw een vordering heeft op de man ter grootte van dit tekort;
- allereerst de helft van de door de vrouw voor de man voorgeschoten rente over de hypothecaire geldlening gedurende de periode van december 2014 tot en met de datum van levering van de woning aan de vrouw dient te worden voldaan;
- waarna vervolgens een bedrag van € 114.666,- uit de gemeenschap aan de vrouw dient te worden vergoed;
- en pas daarna aan de man uit de restantopbrengst een bedrag van € 58.991,40 dient te worden vergoed;
- en als laatste de restantopbrengst bij helfte tussen partijen wordt verdeeld en daarbij te bepalen dat indien de overwaarde ontoereikend is om het bedrag van € 114.666,- aan haar te betalen, het tekort uit de overige vermogensbestanddelen dient te worden voldaan, althans dat de vrouw een vordering heeft op de man ter grootte van dit tekort;
primair: de vrouw te veroordelen om aan hem te betalen een bedrag van € 3.528,- in verband met de rendementsheffing, dan wel
primair voorwaardelijk: voor het geval het primaire verzoek van de vrouw onder A. dan wel haar subsidiaire verzoek onder A wordt toegewezen, de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man een bedrag van € 532,25, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 2003;
5.De motivering van de beslissing
6.De slotsom
7.De beslissing
- allereerst een bedrag van € 114.666,- uit de gemeenschap aan de vrouw dient te worden vergoed;
- waarna aan de man uit de restantopbrengst een bedrag van € 58.991,40 dient te worden vergoed;
- waarna de restantopbrengst bij helfte tussen partijen wordt verdeeld, met dien verstande dat indien de overwaarde ontoereikend is om het bedrag van € 114.666,- aan de vrouw te betalen, de vrouw een vordering heeft op de man ter grootte van dit tekort;