Uitspraak
[appellant],
Hecs,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
21 mei 2008 heeft hij zich opnieuw ziek gemeld. Na deze laatste ziekmelding heeft [appellant] zijn werkzaamheden voor Hecs niet meer hervat.
Bij beschikking van 19 november 2009 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 januari 2010 vanwege verstoorde verhoudingen onder toekenning aan [appellant] van een vergoeding van € 47.380,00 bruto, gebaseerd op de kantonrechtersformule waarbij de factor C op 1 is gesteld. In de beschikking is onder meer overwogen: “
Die verstoring is veroorzaakt door gebeurtenissen op het werk, de mishandeling en de bedreiging, die in de risicosfeer van Hecs vallen en waarvan in ieder geval [appellant] geen verwijt kan worden gemaakt.”3.7 Bij brief van 11 mei 2010 heeft [appellant] Hecs aansprakelijk gesteld ex art. 7:658 BW, danwel, subsidiair, ex art. 6:162 BW danwel art 7:611 BW, op de grond dat Hecs geen (adequate) maatregelen heeft ondernomen terzake voormelde mishandeling en bedreigingen.
De deskundige heeft op 2 juli 2012 zijn rapport uitgebracht. In dat rapport is onder meer het volgende vermeld:
“SAMENVATTINGOnderzochte is een 42-jarige voormalig vestigingsmanager bij Hecs BV. Hij heeft bij de rechtbank om een voorlopig psychiatrisch deskundigen bericht gevraagd. Hij meent dat er bij hem sprake is van een arbeidsgerelateerde psychiatrische aandoening, t.w. overspannenheid en een posttraumatische stress stoornis. Een en ander heeft te maken met het feit dat hij in zijn werk jarenlang onder grote psychische druk heeft gestaan, niet alleen omdat hij permanent voor het bedrijf beschikbaar moest zijn maar ook omdat hij in 2002 in zijn werk slachtoffer is geweest van een gewelddadige overval en in de periode 2006-2008 langdurig is afgeperst. Om de hierdoor bij hem opgeroepen angst te bestrijden is hij in toenemende mate alcohol gaan gebruiken c.q. misbruiken. Hij verwijt zijn werkgever dat deze in zijn zorgplicht ernstig tekort geschoten is, niet alleen omdat hij onvoldoende steun en medewerking van de directie kreeg bij de uitoefening van zijn werkzaamheden, maar ook omdat de bedrijfsleiding niets heeft gedaan om onderzochte te beveiligen en te beschermen. Er zijn in het onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor de gedachte, dat onderzochte eerder lijdende is geweest aan een psychiatrische stoornis of een persoonlijkheidsstoornis.(…)DIAGNOSE (D.S.M-IV-R)As 1: Posttraumatische stress stoornis met status na alcoholmisbruik (309.81, 305.00)As 2: Geen diagnoseAs 3: Geen diagnoseAs 4: Problemen in en door het werk; afpersing en geweldsincident tijdens werk; ontbreken van steun en begeleiding in werk; werkoverbelasting; ontslag uit het werkAs 5: Gaf-score: 60(…)BEANTWOORDING VAN DE VRAGENde situatie mishandeling in 2002 en bedreigingen in 2006(…)a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
Antwoord: hiervoor wordt verwezen naar de beschrijving van de voorgeschiedenis en de speciële anamnese van de anamnestische gegevens.
Antwoord: de onder 1.a genoemde gegevens zijn ontleend aan het relaas van betrokkene.
Antwoord: bij mijn psychiatrisch onderzoek constateerde ik de nodige verschijnselen van een posttraumatische stressstoornis.
"Antwoord: verwezen wordt naar het onderdeel "Diagnose D.S.M. IV-R".
Antwoord: conform de AMA-guide (zesde druk, 2009): M&D Impairment: 10 %.
Antwoord: als gevolg van de terugkerende schrik- en angstreacties, de verhoogde prikkelbaarheid en overmatige waakzaamheid met het daarmee gepaard gaande vermijdingsgedrag kan onderzochte zich minder goed dan voorheen concentreren, kan hij ook minder goed de aandacht houden bij hetgeen hij doet en is hij sneller afleidbaar. Hij neemt weinig initiatieven, hij vermijdt veel sociale situaties en hij geniet onvoldoende van zijn activiteiten. In meer algemene zin kan men zeggen dat zijn plezier in de dingen en de souplesse is afgenomen.
Antwoord: onderzochtes huidige toestand en resterende klachten en psychopathologische verschijnselen zullen op den duur kunnen verbeteren c.q. minder nadrukkelijk aanwezig zijn. Echter, voordat het proces van herstel van de met de post traumatische stressstoornis gepaard gaande klachten en verschijnselen in gang gezet kan worden, zal onderzochte in de gelegenheid gesteld moeten worden met zijn voormalig werkgever serieus in gesprek te komen over hetgeen hem is overkomen in zijn werk en over de wijze waarop de directie tegenover hem tekort is geschoten in haar zorgplicht.
Antwoord: zie bij g
Antwoord: zie bij g.
Antwoord: ik verwacht dat onderzochtes klachten en psychopathologische verschijnselen op den duur grotendeels zullen verdwijnen.
Antwoord: [appellant] heeft geen psychiatrische voorgeschiedenis en heeft ook voor de genoemde gebeurtenissen nooit psychiatrische of psychologische hulp nodig gehad. Ik heb in zijn verhaal noch in mijn onderzoeksobservaties en de bestudeerde informatie aanwijzingen gevonden voor zogenoemde premorbide problematiek c.q. klachten of verschijnselen.
Antwoord: n.v.t.
Antwoord: n.v.t.
Antwoord: onderzochtes werkbelasting was groot. Die was mede het gevolg van het feit dat hij permanent beschikbaar moest zijn voor het bedrijf. Het compliceerde de context waarin de afpersing plaatsvond en in die zin kan men zeggen, dat deze indirect bijgedragen heeft aan het ontstaan van zijn p.t.s.s. Bovendien ontbrak het aan een noodzakelijke steun en begeleiding in zijn door de afpersing ontstane moeilijke werksituatie. Dat heeft de p.t.s.s. en het alcoholmisbruik doen verergeren."
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
I. Hecs te veroordelen aan [appellant] te betalen het bedrag van € 340.166,12 te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 25.000.- vanaf 21 mei 2008 alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 315.166,12 vanaf de datum van de inleidende dagvaarding alsmede;
II. Hecs te veroordelen aan [appellant] te betalen de overige materiële schade,
waaronder pensioenschade en het wegvallen van de leaseauto, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet alsmede;
III. Hecs te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.3 De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure, begroot op € 2.400,00.
5.De (omvang van de) vordering in hoger beroep
te vernietigen de vonnissen van het kantongerecht te Groningen op 25 september 2013 en16 januari 2013 onder zaaknummer 565924 CV EXPL 12-12088 tussen partijen gewezen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de
I. Hecs B.V. te veroordelen aan [appellant] te betalen het bedrag van € 296.678,12 te
Nu Hecs in hoger beroep niet in het geding is verschenen en niet is gesteld en evenmin is gebleken dat de memorie van grieven bij exploot aan Hecs is betekend, volgt uit het bepaalde in artikel 130 Rv. juncto artikel 353 Rv dat voor zover die verschillen een vermeerdering van eis inhouden, zij uitgesloten zijn.
5.4 Dit lot treft de in de memorie van grieven onder I. geformuleerde vordering tot verklaring voor recht, en de vordering in de memorie van grieven onder III.
Die vorderingen zijn derhalve niet toewijsbaar. Voor de vordering onder II. geldt dat het bedrag in hoofdsom beperkt dient te worden tot het in de oorspronkelijke dagvaarding aan hoofdsom gevorderde bedrag van € 296.678,12.
6.6. De beoordeling van de grieven en de vordering
Met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit wat hiervoor onder 5. is overwogen, stellen die grieven de volgende vragen centraal:
a) is Hecs op de voet van artikel 6:170 BW aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de mishandeling van [appellant] door [X] , en/of;
b) is Hecs op de voet van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van de (psychische) aandoeningen waaraan [appellant] lijdt?
Indien één van deze vragen bevestigend wordt beantwoord komt aan bod de vraag naar de omvang van de schade van [appellant] .
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat terzake de mishandeling door [X] onvoldoende is gesteld, laat staan gebleken “dat tussen die mishandeling en de vervulling van zijn taak door die ondergeschikte een functioneel verband bestond” en dat daarom het beroep van [appellant] op artikel 6:170 BW niet opgaat.
De mishandeling betrof aldus kennelijk een reactie van [X] op een mededeling die [appellant] hem als (functioneel) leidinggevende had gedaan. Daarmee bestaat naar het oordeel van het hof een voldoende functioneel verband tussen de mishandeling en de werkzaamheden van [X] als werknemer van Hecs. Zonder dat dienstverband zou de mishandeling niet hebben plaatsgevonden en daarmee heeft dat dienstverband de kans op de onderhavige mishandeling aanmerkelijk vergroot.
Hoewel grief I dus terecht is voorgesteld, leidt dat niet tot vernietiging van het vonnis.
grief 2komt [appellant] op tegen het oordeel dat Hecs niet tekort is geschoten in haar zorgverplichting als werkgever als bedoeld in artikel 7:658 BW.
Het hof neemt dat oordeel over.
In het bijzonder kan uit het hiervoor weergegeven rapport van de deskundige blijken dat [appellant] psychische schade heeft opgelopen door de mishandeling gevolgd door de (langdurige) bedreigingen. Uit dat rapport komt weliswaar naar voren dat daarnaast ook de arbeidsbelasting een rol heeft gespeeld, maar dat aspect is, zo leidt het hof af uit het rapport, echter niet de oorzaak van de psychische klachten geweest, maar heeft de klachten als gevolg van de mishandeling en (met name) de bedreigingen alleen “gecompliceerd”. De werkbelasting betreft daarmee niet een omstandigheid die (gedeeltelijk) het causale verband doorbreekt tussen de klachten en de incidenten.
Hecs heeft (in eerste aanleg) nog wel een verklaring overgelegd van een werkneemster waaruit zou moeten blijken dat de psychische problemen van [appellant] al dateren van vóór de incidenten (prod. 1 bij CvD), maar [appellant] heeft die verklaring betwist en Hecs heeft op dat punt geen nadere bewijslevering aangeboden, waarmee die verklaring onvoldoende tegenwicht biedt tegen het rapport van de deskundige.
artikel 7:658 BW genoemde (zorg)verplichtingen is nagekomen, dan wel dat sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer.
NJ 2015/182, ECLI:NL:HR:2014:3519).
Het werken op een kantoor van een uitzendorganisatie brengt naar haar mening niet een specifiek risico daarop met zich. Volgens haar zou zij in een periode van dertig jaar ook slechts eenmaal zijn geconfronteerd met geweld, te weten het onderhavige geweld tegen [appellant] . Er bestond daarom ook geen aanleiding voor het opstellen van een risico inventarisatie op dit punt. Zij heeft er verder nog op gewezen dat juist de gemakkelijke toegankelijkheid een belangrijke eigenschap van een uitzendbureau is.
heeft (tegen)bewijslevering aangeboden middels (in ieder geval) het horen van getuigen. Tot dat bewijs zal [appellant] derhalve worden toegelaten.
7.7. De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst/wensen te leveren, hij die stukken op de roldatum van
dinsdag 27 september 2016in het geding dient te brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven op de
roldatum dinsdag 13 september 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;