Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal appel,
verweerder in het incidenteel appel,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Vande Voort van 17 februari 2015 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Holtrop van 27 mei 2015 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Vande Voort van 29 mei 2015 met productie(s).
- een brief van mr. Holtrop van 30 september 2015;
- een brief van mr. Vande Voort van 26 oktober 2015;
- een brief van mr. Holtrop van 27 oktober 2015;
- een faxbericht van mr. Holtrop van 9 januari 2015;
- een brief van mr. Vande Voort van 11 januari 2016 met bijlagen;
- een brief met bijlagen van mr. Holtrop van 12 februari 2016 en;
- een brief met bijlagen van mr. Vande Voort van 15 februari 2016.
3.De vaststaande feiten
Algehele uitsluitingArtikel 1De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
VergoedingenArtikel 3De echtgenoten zijn, voor zover niet anders bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het
vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar
waarde ten dage van de onttrekking. Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar, tenzij de eisen van
redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten.
Kosten van de huishoudingArtikel 51. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en
opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, (…), worden voldaan uit de netto-inkomens der
echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voorzover de inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten
voldaan uit ieders netto-vermogen naar evenredigheid daarvan.
(…)
ongevallen verzekering begrepen) vallen niet onder de kosten van de huishouding. (…).
uitgesproken, vindt tussen partijen casu quo hun erfgenamen verrekening plaats, zo, dat ieder van partijen
gerechtigd is tot een waarde, welke, behoudens het bepaalde in artikel 8,5, gelijk is aan die, waartoe hij
gerechtigd zou zijn geweest indien er de algehele gemeenschap van goederen in het huwelijk had bestaan.
2. De verrekening heeft plaats naar de toestand ten tijde van ontbinding van het huwelijk door de dood of
ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed naar de toestand naar de aanvang van de dag van
het instellen van de vordering daartoe.
3. De bij artikel 136 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde beschrijving zal plaats hebben
binnen zes maanden na de ontbinding van het huwelijk of de scheiding van tafel en bed.
4. De verrekening heeft plaats doordat de ene partij aan de andere partij een bedrag uitkeert zodat ieder
van hen de helft geniet van het vermogen als omschreven in lid 1, met dien verstande, dat aanspraken op
al of niet ingegaan pensioen niet in deze verrekening worden betrokken.
5. Voor wat betreft de waardering der goederen, de vorm van de handeling, de personen die tot de
verrekening moeten meewerken, en de oplossing van zwarigheden, geschiedt deze verrekening op
dezelfde wijze als voor de verdeling van een nalatenschap is voorgeschreven.
6. De uitkering moet worden gedaan in geld en wel binnen een jaar na ontbinding van het huwelijk of de
scheiding van tafel en bed, ofwel het onherroepelijk worden van de afwijzing van een eventuele vordering
tot opheffing van het deelgenootschap.
7. Ingeval gewichtige redenen zich tegen prompte voldoening verzetten zullen partijen een redelijke
betalingsregeling - al of niet met zekerheidsstelling - treffen, waarbij de belangen van beiden in acht
genomen worden.
8. Geen verrekening vindt plaats:
a. indien op het tijdstip van ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed een
echtgenoot surséance van betaling heeft of in staat van faillissement verkeert of wel verkeerd heeft,
terwijl het faillissement op andere wijze dan door homologatie van accoord is geëindigd en de betrokken
echtgenoot op grond van de verrekening een vordering op de andere echtgenoot zou verkrijgen;
b. indien het deelgenootschap is opgeheven of na het tijdstip van de ontbinding van het huwelijk of van de
scheiding van tafel en bed wordt opgeheven ingevolge een voordien in rechte ingestelde vordering
daartoe.
Slotverklaringen(…) "
3.3 De vrouw heeft op 2 augustus 2011 een echtscheidingsverzoek met nevenverzoeken ingediend bij de rechtbank. De man heeft op 17 oktober 2011 een verweerschrift ingediend dat tevens een zelfstandig verzoek bevat.
- bepaald dat als peildatum voor de omvang en waardering van de beperkte
gemeenschap 1 januari 2011 geldt;
- de eettafel uit de keuken (inclusief 6 stoelen) aan de man toegedeeld;
- de man verzocht binnen zes weken over te leggen alle polissen bij ASR en Aegon, de
polisvoorwaarden en de waarde per peildatum alsmede een specificatie van het bedrag
van € 2.557,66;
- de vrouw in de gelegenheid gesteld daarop binnen vier weken te reageren;
- verdere beslissing aangehouden met verzoek aan partijen aan te geven op welke wijze
zij wensen voort te procederen.
4.De omvang van het geschil
- wegens verrekening in het kader van de huwelijkse voorwaarden tot betaling van een bedrag van € 33.000,- (drieëndertigduizend euro) aan de man, te vermeerderen met
- alsmede tot afgifte van de goederen zoals genoemd in productie XXVII van het
1. de vrouw te veroordelen wegens verrekening in het kader van de afwikkeling van de
huwelijks voorwaarden aan de man te voldoen € 18.055,43
2. de man te veroordelen aan de vrouw te voldoen wegens verrekening van na de
peildatum betaalde bedragen € 11.612,10.
En voort het overige onder 3.3, 3.4, 3.5 en 3.6 van de bestreden beschikking in stand te houden.
- wegens verrekening in het kader van de huwelijkse voorwaarden tot betaling van een bedrag van € 37.220,88 aan de man, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening dag van dit hoger beroepschrift, althans vanaf een
- de vrouw te veroordelen mee te werken dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid van de op de woning rustende hypotheek ter hoogte van € 147.478,57 bij ASR met lening nummer [00000] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft om binnen vier dagen na betekening van de in deze te wijzen beschikking aan deze uitspraak te voldoen;
- alsmede tot afgifte van de goederen zoals genoemd in productie XXVII van het beroepschrift gestelde, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- per
5.De motivering van de beslissing
* de verrekenvordering uit hoofde van de huwelijkse voorwaarden:- woning, hypotheek en polissen;
- beleggingsverzekering;
- medewerking vrouw aan wijziging tenaamstelling hypotheek;
- polis [C] ( [00001] );
- Axent polissen;
- Rabobank saldo ( [00002] );
- schuld aan de moeder van de man;
- schuld aan de vader van de vrouw;
- inboedelgoederen;
* te verrekenen posten na de peildatum:- de hoogte van het bedrag dat de vrouw na de peildatum aan premies heeft betaald voor op
naam van de man staande polissen;
- door de vrouw van de man ontvangen bedragen;
- autoschade;
- de kosten van de doorlopende reisverzekering bij Reaal;
- navorderingen(en) inkomstenbelasting en kindgebonden budget.
€ 11.289,-.
1 september 2011 en 1 oktober 2011. Daar de man geen stukken in het geding heeft gebracht met betrekking tot de waarde op de waardepeildatum (1 januari 2011), dient volgens de vrouw te worden uitgegaan een totale waarde van de beide polissen van € 48.569,-.
Rabobank saldo5.18 De rechtbank heeft in de bestreden beschikking in de waardeopstelling aan de zijde van de vrouw rekening gehouden met het negatief saldo van € 514,95 op de peildatum
1 januari 2011 op haar bankrekening (Rabo DirectRekening) met nummer [00002] . Het hof ziet in hetgeen de man heeft aangevoerd geen aanleiding voor een correctie van de bestreden beschikking op dit punt. De man heeft in dit verband de juistheid van voormeld negatief saldo op de peildatum erkend. Voor zover hij erop heeft gewezen dat na de peildatum bedragen zijn gestort op de bankrekening van de vrouw is dat in het kader van de bepaling van de hier bedoelde verrekenvordering naar het oordeel van het hof niet relevant. Bovendien heeft de vrouw die stortingen voldoende toegelicht mede aan de hand van het door haar als productie A bij het verweerschrift overgelegde bankafschrift 0296.
de bestreden beschikking in hoger beroep stand houdt voor zover het de berekening en vaststelling van de verrekenvordering per peildatum betreft. Het hof zal de bestreden beschikking daarom in zoverre bekrachtigen.
€ 359,37 zijn. Na enige discussie tussen partijen hierover ter zitting van het hof, heeft de man deze grieven ingetrokken. Het hof ziet daarom geen aanleiding voor een correctie van de bestreden beschikking op het punt van de betalingen voor de vrouw voor genoemde polissen.
€ 117,26 betrof volgens de vrouw de premie voor de periode van januari 2011 tot juni 2011. De man heeft deze grief betwist door te stellen dat partijen het ter zitting van de rechtbank eens waren over het door de rechtbank in aanmerking genomen bedrag.
- Rekening mediator € 50,00
- zorgtoeslag € 1.281,-;
- ontvangen bedragen € 1.400,-
- telefoonkosten [E] € 113,92
Slotoverwegingen* inboedelgoederen5.39 Partijen zijn met betrekking tot de inboedelgoederen ter zitting van het hof overeengekomen dat de man bij de vrouw de Bose-apparatuur en de vitrinekast kan ophalen en dat de vrouw daarvoor een (linnen)kast terugkrijgt. Voor het overige is onduidelijkheid blijven bestaan over welke goederen reeds zijn opgehaald door de man en welke zijn achtergebleven bij de vrouw. Gelet op hetgeen partijen hierover ter zitting over en weer hebben verklaard gaat het hof het er van uit dat partijen het erover eens zijn dat partijen voor het overige onder zich houden hetgeen zij feitelijk thans reeds onder zich hebben aan inboedelgoederen en dat dit punt verder is afgehandeld. Voor het opleggen van een dwangsom als door de man verzocht in zijn principaal appel ziet het hof geen aanleiding omdat het hof onvoldoende omstandigheden ziet om aan te nemen dat de vrouw niet zal meewerken aan de uitvoering van de afspraken tussen partijen hierover.
wettelijke rente