ECLI:NL:GHARL:2016:6778

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
WAHV 200.155.506
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Verstraaten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doorbreking van het appelverbod wegens niet gehouden zitting door de kantonrechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarbij het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk werd verklaard. De betrokkene was overleden tijdens de procedure, en de officier van justitie had de inleidende beschikking vernietigd. De gemachtigde van de erfgenaam van de betrokkene stelde dat het beroep niet was ingetrokken, waardoor het appelverbod niet van toepassing zou zijn. Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte de zaak zonder zitting heeft afgedaan, wat in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof is van mening dat het beroep en het verzoek om schadevergoeding ter zitting behandeld hadden moeten worden. Het hof heeft daarom besloten dat de zaak opnieuw ter zitting zal worden behandeld, waarbij de gemachtigde van de erfgenaam wordt uitgenodigd.

Uitspraak

WAHV 200.155.506
23 augustus 2016
CJIB 169621371
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 4 september 2014
betreffende
[erfgenaam], rechtsopvolger onder algemene titel (hierna te noemen: erfgenaam) van wijlen [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gewoond hebbende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats].

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 17 juni 2016 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

De gemachtigde heeft bij brief van 20 juni 2016 een machtiging van de erfgenaam van de betrokkene aan het hof overgelegd.

Beoordeling

Het hof heeft bij tussenarrest van 17 juni 2016 [gemachtigde] in de gelegenheid gesteld een machtiging over te leggen, waaruit blijkt dat hij door de erfgenamen van de betrokkene gemachtigd is om namens hen de procedure in hoger beroep te voeren. Door [gemachtigde] is een machtiging overgelegd van [erfgenaam], de enige erfgenaam van de overleden betrokkene. Zij heeft [gemachtigde] op 20 juni 2016 gemachtigd om haar ter zake van de verkeersboete in de onderhavige zaak te vertegenwoordigen. Nu de machtiging tijdig aan het hof is overgelegd en de machtiging aan de daartoe gestelde eisen voldoet, zal de procedure met [gemachtigde] als gemachtigde van de erfgenaam van de betrokkene worden voortgezet.
Voor zover hier van belang kan, ingevolge artikel 14 WAHV, alleen hoger beroep worden ingesteld wanneer de sanctie, na de beslissing van de kantonrechter, meer bedraagt dan € 70,-.
3. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat er ten onrechte van wordt uitgegaan dat de inleidende beschikking, waarbij een sanctie is opgelegd van € 90,-, door de officier van justitie is vernietigd. Het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie is door de gemachtigde niet ingetrokken, zodat de kantonrechter degene is die uiteindelijk over het beroepschrift beslist. Er is, zo begrijpt het hof de gemachtigde, geen sprake van een appelverbod.
4. Het hof verwerpt het standpunt van de gemachtigde dat de inleidende beschikking niet zou zijn vernietigd, omdat het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie niet door hem is ingetrokken. Bij brief van 21 februari 2014 is aan de gemachtigde medegedeeld dat de officier van justitie heeft besloten de beschikking alsnog te vernietigen. Dat dit besluit vergezeld gaat van het schriftelijk verzoek van de officier van justitie om het beroep in te trekken en dat het besluit vermeldt dat beroepschrift en de daarop betrekking hebbende stukken, wanneer het beroepschrift niet binnen de daartoe gestelde termijn is ingetrokken, ter kennis worden gebracht aan de kantonrechter, doet aan het besluit tot vernietiging van de beschikking niet af.
5. De gemachtigde voert verder aan dat de kantonrechter ten onrechte het beroep niet op een zitting heeft behandeld. Bij gebreke aan een eerlijke procedure dient het appelverbod te worden doorbroken.
6. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De gemachtigde en de officier van justitie zijn niet uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. Dit is onjuist. Nu het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet was ingetrokken, had de kantonrechter het beroep en het verzoek om schadevergoeding ter zitting moeten behandelen. De in artikel 13b, vierde lid, WAHV geregelde procedure, waarin onder omstandigheden kan worden afgezien van het houden van een zitting, is slechts van toepassing als het beroep is ingetrokken.
7. Gelet hierop is in het onderhavige geval sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof acht zich daarom bevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
8. Het hof zal, doende wat de kantonrechter had behoren te doen, de gemachtigde uitnodigen voor een zitting van het hof. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
Bepaalt dat de zaak wordt behandeld ter zitting van het hof;
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Verstraaten als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.